Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Gerard van HASSELT

betekenis & definitie

Gelders historieschrijver (Arnhem 27 Aug. 1751 - Velp 16 Dec. 1825), studeerde te Deventer en te Utrecht in de rechten en vestigde zich als advocaat in zijn geboorteplaats. Hij werd in 1779 adjuncten in 1783 gewoon secretaris van de Rekenkamer der Domeinen en Rekeningen van Gelderland, in 1786 schepen en raad en in 1789 burgemeester van Arnhem.

Willem V benoemde hem tot historieschrijver, en in de jaren 1790 en 1794 werd hij afgevaardigd naar de Staten-Generaal. In 1795 verloor hij zijn ambten, doch in 1802 of 1803 ontving hij een aanstelling tot auditeur van Gelderland en tot chartermeester. Hij nam die betrekkingen waar tot de inlijving van Nederland in het Franse Keizerrijk en wijdde zich vervolgens geheel aan zijn studiën.Bibl. : Etymologicon Teutonicae linguae etc. (2 dln, 1777); Verhandeling over het huis van Maarten van Rossum te Arnhem (1780) ; Over de eerste Vaderlandsche kluchtspelen (1780) ; Apologie van Prins Willem I van 1580 enz. (1789) ; Kronijk van Arnhem (1790) ; Oorsprong van het Hof van Gelderland (1793) ; Arnhemsche oudheden (4 dln, 1803-1804); Twee schetsen van de Geldersche Klaarbanken enz. (1805); Bijdragen voor den burg van Nijmegen (1805) ; Geldersche oudheden (1806) ; Geldersche bijzonderheden (3 dln, 1808-1809).

Lit.: A. J. G. Kremer, in: Arnhemsche Oudheden, I (1803), Over Gérard van Hasselt.

< >