Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gerard DAVID

betekenis & definitie

Vlaams schilder (waarschijnlijk Oudewater ca 1460-Brugge 13 Aug. 1523), wordt het eerst vermeld in 1484 te Brugge, waar hij in het schildersgenootschap wordt ingeschreven als „vremde”. Hij kwam dus als gevormd meester van elders, naar men aanneemt uit Oudewater.

Van een werkelijke invloed van Albert van Ouwater op de stijl van Gerard David kan niet met stelligheid worden gesproken, omdat David zich geheel aansluit bij de Vlaamse stijl. Vier jaar na zijn inschrijving te Brugge ontving hij reeds bestellingen van de magistraat van die stad, in 1488 en naderhand weer, in 1495 en 1498. Hij werd door zijn vakgenoten verscheidene malen aangesteld als „vinder” van het genootschap (in 1487, 1489, 1495,1498) en had de eer het genootschap te leiden als „deken” in 1501. Kort na 1496 trad hij in het huwelijk met de miniatuurschilderes Cornelia Cnoop.

In 1515 liet David zich inschrijven als meester te Antwerpen.Aan de waarde van David als schilder is nog niet ten volle aandacht besteed. Hij verscheen te Brugge 19 jaar later dan Memlinc en werkte nog 9 jaar naast hem. Zo was hij de laatste grote meester in deze stad. Zijn werk onderscheidt zich door de rust van zijn figuren en zijn groot gevoel voor monumentaliteit, zoals deze zich bijv. op aangrijpende wijze openbaart in de schildering van de gekruisigde Christus tussen Maria en Johannes als eenzame figuren tegen een hoge donkere lucht (Palazzo Bianco, Genua).

Zijn figuren hebben een sterker plastiek dan bijv. die van Memlinc. In de ontwikkeling van de landschapschilderkunst is hij een belangrijke figuur. De voornaamste zekere werken van hem zijn naast het reeds genoemde: De Geschiedenis van Sisamnes (Museum, Brugge), uitgevoerd in 1498 voor de vierschaar te Brugge, De Doop van Christus (Museum, Brugge), uitgevoerd ca 1508, De Bruiloft te Cana (Louvre, Parijs), van omtrent dezelfde datum, De H. Maagd temidden van de Maagden (Museum, Rouaan), uitgevoerd in 1509 voor de Carmelieten te Brugge.

Verder mogen hem o.m. toegeschreven worden De tronende Madonna (Louvre, Parijs), meerdere exemplaren van de Rust op de Vlucht naar Egypte, Madonna met het pap-etend Kind (o.a. in de coll. van Pannwitzte Heemstede).

PROF. DR LEO VAN PUYVELDE

Lit.: W. H. J. Weale, G.

D., Le Beffroi, 1863, 223: 1864, 288; 1866-’70, 334; L. v. Bodenhausen, G. D. u. seine Schule (1905); Gérard David, afl. 1-7 (Haarlem 1901-’o3, Les anciens maîtres flam. et holl. et leurs ouvrages reprod. en phototypie) ; M. J.

Friedländer, Altniederl. Malerei VI (1928) en XIV (1934); K. G. Boon, G.

D. (Amsterdam 1946).

< >