Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

George CRUIKSHANK

betekenis & definitie

Engels caricaturist en illustrator (Londen 27 Sept. 1792 - 1 Febr. 1878), werd reeds als kind medewerker aan politieke en andere spotprenten. Van zijn hand verschenen al in 1799 prentjes voor kinderboeken en later ook politieke caricaturen, waaronder natuurlijk op Napoleon, en prenten Hij populaire liedjes.

In 1820 illustreerde hij de scherpe politieke pamfletten van de radicaal W. Hone. Met hem wordt de Engelse caricatuur minder bar dan bij zijn grote voorgangers Gillray en Rowlandson en ze zou nog matiger en beschaafder worden toen hij zich meer en meer aan de boek-illustratie ging wijden. Zijn naam werd gevestigd door de illustraties die hij (samen met zijn oudere broer Robert) maakte voor Pierce Egan’s Life in London, waarin hij zijn wakkere waarneming van het volksleven reeds vrij spel gaf.

Nu volgden talloze boek-illustraties. Voor Dickens illustreerde hij drie boeken: Sketches by Boz, Oliver Twist en The Memoirs of Joseph Grimaldi (de clown).Tot zijn beste werk behoren de prentjes in ongeveer alle klassieke Engelse auteurs, van Fielding af tot Walter Scott. Een bijzondere plaats nemen die voor de sprookjes van Grimm in, waarin het naïeve karakter en de originele fantasie een weinig geëvenaarde echte sprookjessfeer scheppen (1823). In die kleine, simpele etsjes komt zijn bijzondere stijl in deze techniek misschien het best uit. Daarnaast gaf hij in de albums The Sketchbook en Scraps and Sketches zijn eigen, zelfstandige vinding en humor.

Evenals Callot was hij een meester op kleine schaal. Bovendien zijn er tal van houtgravures in de boeken van die periode, waarin men zijn hand duidelijk herkent en die nauwelijks voor de etsen onderdoen. In veel verraadt zijn vormgeving de auto-didact, maar in compositie, lichtuitdrukking en typering faalt hij bijna nooit.

De kwaliteit van de kunst van de ongekend populaire Glorious George leed in later jaren door het verlies van zijn bekoorlijke onbevangenheid, het naïeve werd tot kinderachtigheid, een neiging tot het tendentieuze bedierf zijn geest. Hij was een echt kind van de romantiek, uitbundig en grillig. Altijd een kampioen voor recht en menselijkheid, symphatiek in zijn don-quichoterie, kwam hij op het laatst tot fanatisme. De gulle levensgenieter werd moralist (The Bottle, 1847, en The Drunkard’s Children, 1848).

En hoewel hij nog zelfs in zijn 80ste jaar knappe prenten maakte, gingen zijn grote gaven in het komische en (soms wat melo-)dramatische meer en meer teloor. Ook was de smaak van het publiek veranderd en zo was hij bij zijn dood vrijwel vergeten.

CORNELIS VETH

Lit.: W. M. Thackeray, Essay on the Genius of G. Cr. (1840, herdr.1884); Ch.

Baudelaire, Curiosités esthétiques (1868); P. G. Hamerton, Etching and Etchers (1868); B. Jerrold, Life of G.

C. (3e dr. 1897); F. Marchmont, The three Cruikshanks (1897); F. G. Kitton, Dickens and his illustrators (1899); R.

J. H. Douglas, The works of G. C. (3 dln, 1903); A.

M. Cohn, A bibliogr. cat. of the printed works ill. by G. G. (1919); Idem, G. C. a cat. of the work during the years 1806-77 (1924).

< >