1685 - Heemstede io Apr. 1760), promoveerde te Leiden in de rechten, was daarna lid van de vermogende bankiersfirma G. Clifford en Co. (en Zn) te Amsterdam en werd geroemd als een van de beroemdste liefhebbers in de natuurwetenschappen van de 18de eeuw.
Op zijn buitenplaats De Hartenkamp bij Haarlem had hij een plantentuin laten aanleggen, die doorging voor de fraaiste van heel Europa. Men trof er zeldzame planten in aan, afkomstig uit alle werelddelen. Bovendien bezat hij daar een grote menagerie en een museum voor natuurlijke historie. Op aanraden van Boerhaave werd de plantentuin onder toezicht van Linnaeus gesteld (1735-’38), die alles naar zijn systeem rangschikte en vele vreemde soorten beschreef in zijn Hortus Cliffortianus (1737).
Eveneens bewerkte Linnaeus het Viridarium Cliffortianum en de Musea Cliffortiana. Naar Clifford noemde Linnaeus een nieuw plantengeslacht: Cliffortia (Rosaceae), een nieuwe pisangsoort: Musa Cliffortiana. (Amsterdam 7 Jan. Lit.: J. E. Elias, De vroedschap v. Amsterdam II (1905); H.
Engel, Alph. list of Dutch zool. cabincts, in: Bijdr. t. d. dierkunde XXVII (1939).