Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GENOVEVA van Brabant

betekenis & definitie

heldin van een sedert de 17de eeuw in proza en poëzie herhaaldelijk gedrukt volksboek op het oeroude thema van de zwaarbeproefde maar ten slotte erkende huwelijkstrouw (vgl. Griseldis).

Genoveva, de deugdzame gemalin van Paltsgraaf Siegfried (die in de de 8ste eeuw zou hebben geleefd), weerstaat alle verleidingspogingen van de hofmeester Golo tijdens afwezigheid van haar echtgenoot en wordt nu door de teleurgestelde minnaar van ontrouw beschuldigd en met haar pasgeboren zoontje tot de verdrinkingsdood veroordeeld. De dienaar, die dit vonnis ten uitvoer moet leggen, brengt haar echter naar een eenzame plaats diep in het bos, waar ze door goddelijke bijstand in het leven blijft en na lange tijd door haar gemaal, die toevallig daar komt jagen, wordt ontdekt en onschuldig bevonden.In de cultus van Genoveva herkennen we nog duidelijk de trekken van een oorspronkelijk heidense korenen water (rivier) demon. Zoals door Bertha (Percht) wordt ook door haar elke nieuwsgierigheid zwaar gestraft. In de latere middeleeuwen zijn echter de mythische elementen verbleekt en hebben ze plaats gemaakt voor menselijke idealen (C. A.

Bernoulli, Die Heiligen der Merowinger S. 195 ff.). Al verraadt de cultus een heidense oorsprong, de legende is een vrucht van de laatmiddeleeuwse verbeelding en spruit voort uit de behoefte aan een Brabantse tegenhangster van de H. Genoveva van Parijs. De Brabantse heldin moest daarom ook in de tijd zo dicht mogelijk bij haar Franse naamgenoot worden geplaatst.

De legende kan heel goed bij een historische vrouwenfiguur hebben aangesloten, maar welke is nog niet met zekerheid uitgemaakt. Aantrekkelijk is de candidatuur van Gertrud, gemalin van Paltsgraaf Siegfried van Ballenstadt (gest. 1113), uit de familie van de stichters van Maria-Laach, in welke omgeving (Frauenkirch) onze legende wel wordt gelocaliseerd.

De stof der legende vindt men in kiem reeds in de Crescentia-legende in de Kaiserkroniek. Matthias Emichius O. Carm. gebruikte haar vervolgens als raamvertelling voor een verzameling Maria-mirakelen (Vita S. Genovefae, 1472).

De bewerking van René de Cerisiers S.J. in de vorm van een stichtelijke novelle (L’Innocence reconnue, ou Vie de S. Geneviève de Brabant, Paris 1647) werd de bron van het Nederlandse volksboek De historie van Genoveva, huisvrouwe van Siegfried, Graaf van Trier, Rotterdam z.j., waarnaar weer het Duitse volksboek is bewerkt (Eine schone Historie von der heiligen Pfalzgrafin Genovefa, Köln, Chr. Everaerts, o. J.).

De beste bewerking van deze stof vindt men in het volksboek van Martin von Kochem (1640). Dramatische bewerkingen zijn bewaard van Pater Cerisiers (Geneviève, Paris i66g), Tieck (1799), Maler Müller (1808), Hebbel (1843) en als opera) van R. Schumann (1848) en B. Scholz G0lo, 1875).

Een zeer fraaie Nederlandse navertelling in proza met tekeningen van Jules Fonteyne verscheen in onze eeuw van de hand van Stijn Streuvels.

j. j. MAK

Lit.: B. Seuffert, Die Legende von der Pfalzgrafin Genovefa (Würzburg 1877) ï B. Golz, Pfalzgrafin Genovefa in der deutschen Dichtung (Leipzig 1897); Fr. Brüll, Die Legende von der Pfalzgrafin (Progr.

Prüm 1899); Fr. Görres, Genovefa von Brabant (Ann. d. hist. Vereins f. d. Niederrhein 1898); H.

W. Puckett in Modern Philology, dl XIII (igis/’iö); Kirchenlex. Bd. 5, S. 297 fi.; Realenzycl. f. Prot.

Theol. u. Kirche, 3. Aufl., Bd 6, S. 516; Lex. f. Theol. u.

Kirche, Bd 14 (1932), S. 384-385.

< >