Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GENERALITEITSLANDEN

betekenis & definitie

waren ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden in hoofdzaak die landschappen, die in Vlaanderen, Brabant en Limburg veroverd waren op Spanje en vóórdien niet tot de Unie van Utrecht waren toegetreden. Bij de Vrede van Munster werden zij definitief door Spanje afgestaan en bij verschillende latere verdragen werden hun grenzen nader geregeld.

Het was dus gebied, dat tot de Republiek behoorde, maar dat, evenmin als Drente, vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. De souvereiniteit werd er uitgeoefend door de Staten-Generaal, die de landen bestuurden en er overheden, gouverneurs en commandanten aanstelden. De heffing en het bestuur der geldmiddelen waren er toevertrouwd aan de Raad van State, die er ontvangers benoemde, terwijl de rechten op de inen uitvoer vanwege de Admiraliteiten geïnd werden. De rechtsmacht berustte voor Brabant, en na 1644 ook voor Overmaze, bij de Raad van Brabant (opgericht in 1591), die te ’s-Gravenhage zetelde, voor Staats-Vlaanderen bij de Raad van Vlaanderen (opgericht in 1599) te Middelburg.

Het Katholicisme was verboden, maar bleef toch de godsdienst van de overgrote meerderheid (een voorname reden om die streken niet als gelijke in de Unie op te nemen, ondanks herhaald verzoek van Brabant), behalve in Staats-Vlaanderen, waar bij de landaanwinning zich vele vreemdelingen vestigden.De generaliteitslanden waren: Staats-Vlaanderen (het Vrije van Sluis en de Vier Ambachten) ,Staats-Brabant (stad en meierij van ’s-Hertogenbosch en de grote heerlijkheden: markiezaat Bergen-op-Zoom (grotendeels), baronie van Breda, Steenbergen, Willemstad, Prinsenland, Grave en het Land van Kuik, behalve Bergen-op-Zoom alle aan de Prins van Oranje behorend), Staats Limburg of Overmaze (Valkenburg, ’s-Hertogenrade en tot 1785 Daalhem), Staats Oppergelre (Venlo, Stevensweerd e.a., sinds 1713) en Westerwolde (heerlijkheid door de stad Groningen in leen gehouden). Maastricht stond onder gemeenschappelijk bestuur van de Staten-Generaal (St.-Brab.) en de bisschop van Luik. Het graafschap Megen, de heerlijkheden Ravenstein en Boxmeer, benevens die van Gemert (commanderij van de Duitse Orde) waren onafhankelijk van de Staten-Generaal.

< >