Onder deze naam zijn samen te vatten allerlei toestellen, die dienen om electrische wisselstromen in gelijkgerichte stromen om te zetten. In het algemeen geschiedt dit doordat een of andere eigenschap van stroomgeleidende stoffen wordt gebruikt om de stroomdoorgang in een bepaalde richting tegen te gaan, zodat gedurende een halve periode telkens stroom doorgaat en gedurende de volgende halve periode geen stroom vloeit.
Het is duidelijk, dat dus geen eigenlijke gelijkstroom — een stroom niet alleen bestendig van richting, maar ook van grootte — wordt verkregen, maar een zgn. „pulserende” (gelijk)stroom. Nu is men er evenwel in geslaagd om die pulsaties zoveel mogelijk te verzwakken, te egaliseren, zodat in vele gevallen een bijna constant in grootte zijnde (gelijk)stroom wordt verkregen, en wel door verdubbeling van het aantal impulsen, door bijzondere schakelingen (Graetz), waarbij een of meer paren gelijkrichters worden gebruikt, en door het toepassen van de egaliserende werking van smoorspoelen.De methoden om wisselstroom gelijk te richten, zijn o.a.:
1. Op mechanische wijze door een contactje te laten trillen of een kwikstraal te laten slingeren met de periode van de wisselstroom, zodat met de keten, die de gelijkstroom moet voeren, slechts gedurende (bijna) een halve periode contact wordt gemaakt.
2. Door het gebruik van glimlampen, die zulk een sperrende werking hebben; alleen voor kleine stroomsterkten toe te passen.
3. Iets grotere stroomsterkte geeft de oxydekathode-gelijkrichter waartoe Wehnelt een kathode van calciumoxyde bezigt en twee anoden, wat maakt, dat de tweede halve periode eveneens voor de ,,gelijkstroom”-productie gebruikt wordt.
4. Tot 30 ampère kan men krijgen met deze gelijkrichters, als ze geen vacuum, maar een vulling met edelgas hebben, omdat dan het spanningsverlies veel geringer wordt.
5. Bij de aluminiumcellen wordt gebruik gemaakt van de vorming van aluminiumoxyde, dat isolerend werkt bij stroomdoorgang van het aluminium naar de electrolyt in de cel; de andere electrode in die cel is van ijzer of lood, die deze eigenschap niet vertonen. De stroom gaat dus alleen maar door van de electrolyt naar de aluminiumelectrode.
6. Colloïd-gelijkrichters, waarbij colloïdaal zilver als anode in zwavelzuur met een metalen kathode de sperrende werking heeft.
7. Droge gelijkrichters bijv. bestaande uit platen koper, cupri-oxyde met een dun laagje cupro-oxyde en weer koper. De stroom gaat dan alleen over van cupri- naar cupro-oxyde, ofschoon hier de isolerende werking niet volkomen is.
8. Eigenlijk is de kwikdampgelijkrichter ook een gloeikathode-gelijk-richter. Omdat hier echter gebruik wordt gemaakt van een kathode in vloeibare toestand (kwik), die door de gloeiing — de zgn. kathodevlek, waar de stroom intreedt —-verdampt, en zo een atmosfeer van kwikdamp, die goed stroomgeleidend is, schept, en deze gelijkrichter stromen tot duizenden ampère kan doorlaten, wordt hij afzonderlijk vermeld. Het kwik verdicht weer door afkoeling aan de wanden van het (glazen of ijzeren) vat en doet weer als kathode dienst.
Voor de electriciteitsvoorziening (de stroomtoevoer naar de bovenleiding van de electrisch gedreven spoor- en tramwegen) worden deze gelijkrichters thans wel uitsluitend toegepast; ze hebben motorgeneratoren, in het algemeen de machine-omzetters wel geheel verdreven wegens hun hoog rendement, de eenvoud van bediening en onderhoud, het weinig kwetsbaar zijn door kortsluitingen en de vrij gemakkelijke wijze, waarop men ze automatisch kan koppelen op het net en weer afschakelen als ze wegens belastingsverlaging niet meer nodig zijn.
Door het toepassen van verschillende kunstgrepen is het mogelijk deze toestellen ook uit een gelijkstroomnet te voeden en ze dan als wisselstroom in een ander net te laten leveren; men heeft nu als verzamelnaam voor die toestellen: gelijkrichters en wisselrichters het woord „imitatoren” gekozen.
Lit.: A. Güntherschulze, Elektrische Gleichrichter und Ventile (2de dr., Berlin 1929); D. C. Prince und F.
B. Vogdes, Quecksilberdampfgleichrichter (Berlin 1931); K. E. Müller, Der Quecksilberdampf-Gleichrichter Bd 1 en 2 (Berlin 1929).