zijn ziekteverschijnselen, die optreden als gevolg van het ontbreken van een of ander noodzakelijk element in het voedsel van planten en dieren. De voor een normale ontwikkeling van een plant noodzakelijke elementen worden gewoonlijk onderscheiden in de macrovoedingselementen C, H, O, K, Ca, Mg, Fe, S, P en N, die in betrekkelijk grote hoeveelheden nodig zijn, en de sporen- of micro-elementen zoals B, Cu, Zn, Mn, Mo, e.a., waarvan slechts een uiterst geringe hoeveelheid nodig is.
Op de grens van beide staat het ijzer, dat in iets grotere hoeveelheid dan de sporenelementen aanwezig moet zijn. De gevolgen van een gebrek aan C, H en O (hetgeen voor de autotrophe plant betekent tekort aan koolzuur en water) worden meestal niet onder het begrip gebreksziekten gerangschikt. Bij gebrek aan de overige macro-voedingselementen treden wel dikwijls typische ziekteverschijnselen op zoals verkleuring van de bladeren (z chlorose x). Door bemesting met het ontbrekend element in een goed opneembare verbinding is de ziekte dan meestal gemakkelijk te genezen.
Gebrek aan een der sporenelementen is vaak veel moeilijker te onderkennen en hierdoor worden dan ook veel van de meest typische gebreksziekten veroorzaakt: ziekten waarvan dikwijls eerst in recente tijd het bewijs is geleverd, dat een tekort aan een sporenelement er voor verantwoordelijk was. In navolging van proeven, die in 1923 door Warington verricht zijn, gaat men hierbij als volgt te werk: men kweekt de te onderzoeken plant in een voedingsoplossing, die geen spoor van een bepaald sporenelement bevat. Neemt men hier nu dezelfde ziekteverschijnselen waar, die men ook in het veld heeft waargenomen, dan voegt men een verbinding van het ontbrekende element toe. Wanneer hierdoor de ziekteverschijnselen achterwege blijven, terwijl toevoeging van welk ander element ook geen effect heeft, dan kan met zekerheid de conclusie getrokken worden dat een tekort aan dit element voor de ziekteverschijnselen verantwoordelijk was.
Door de slechts uiterst geringe hoeveelheden die van deze sporenelementen nodig zijn is het vaak uiterst moeilijk deze eenvoudig schijnende proef te nemen, aangezien het te onderzoeken element als verontreiniging in de andere gebruikte voedingszouten aanwezig kan zijn. Wanneer het niet mogelijk is de ziekteverschijnselen in watercultures op te wekken is een aanwijzing voor de aard van de gebreksziekte te verkrijgen door de plant in het veld met oplossingen, die het ontbrekende element bevatten, te bespuiten.Waardoor ontstaat gebrek aan een onmisbaar element? Er kan een tekort aan bepaalde elementen ontstaan door de intensieve cultuur bij onvoldoende of onjuiste bemesting of door uitloging van de grond door regenwater. In zo’n geval is een eenvoudige bemesting met het ontbrekende element voldoende om de gebreksziekte op te heffen. In veel gevallen is het element wel degelijk in de grond aanwezig, doch in dusdanige vorm, dat de wortels van de plant het niet kunnen opnemen. In het ernstigste geval kan het zelfs voorkomen, dat bemesting met het ontbrekende element geen resultaat heeft, aangezien het in de grond onmiddellijk in de onopneembare vorm wordt omgezet.
Een berucht voorbeeld hiervan is de zgn. kaliumfixatie, die in sommige grondsoorten optreedt, en de binding van phosphorals onopneembaar ijzerphosphaat. Gebrek aan sporenelementen berust vrijwel steeds op de aanwezigheid in een voor de plant onopneembare vorm. Zo kan bijv. mangaan in de grond voorkomen als opneembaar mangano-ion en als onopneembaar mangani-ion. Bepaalde bodembacteriën zijn in staat de manganoverbinding in alkalisch milieu, bij aanwezigheid van oxyzuren, om te zetten in de manganiverbinding, terwijl in zuur milieu de omgekeerde reactie plaats vindt.
Ook de reductiegraad van de grond heeft invloed op deze omzetting. Het heeft in dit geval geen zin een op mangaangebrek berustende ziekte te genezen door toevoeging van mangaanverbindingen; de enige weg is het reeds aanwezige mangaan door verandering van pn en reductiegraad in opneembare vorm te brengen. De genezing van een gebreksziekte is dan ook in veel gevallen meer een bodemkundig dan een plantkundig probleem, vandaar dat men deze ziekten ook vaak aanduidt met de naam bodemziekten.
Het zou ondoenlijk zijn hier het enorm aantal ziekteverschijnselen te vermelden, die in de literatuur als gevolg van het ontbreken van een of ander element zijn beschreven. Wij willen volstaan met enkele voorbeelden van typische gebreksziekten, die in ons land en in Indonesië sterk de aandacht hebben getrokken.
In de veenkoloniën is een ziektebeeld beschreven onder de naam Veenkoloniale haverziekte, die vooral bij haver, doch ook bij rogge, gerst en aardappelen is waargenomen. De jonge haverplanten worden gelig, vervolgens vertonen zich grijsbruine vlekken op de bladeren, die indrogen, waarna op deze plaatsen de bladeren omknikken. Deze ziekte, die door Söhngen en later door Gerretsen uitvoerig is onderzocht berust op mangaangebrek.
De ontginningsziekte treedt op bij granen, vooral ook weer bij haver. De planten worden grijsgroen, de bladtoppen verkleuren en buigen naar beneden, terwijl de korrelvorming zeer slecht is of ontbreekt. De oorzaak is kopergebrek.
De Hooghalense ziekte bij granen is gekenmerkt door een eigenaardig getijgerde chlorose van de bladeren en berust op gebrek aan magnesium. In Deli is een topziekte van tabak waargenomen, waarbij de top van de planten zwart verkleurde en de lengtegroei gestagneerd was, terwijl de oudere bladeren verrimpelden en verkleurden. De oorzaak bleek gelegen te zijn in gebrek aan borium.
Op dezelfde oorzaak berust het hartrot van suiker- en voederbieten, waarbij het hart van de bladrozet zwart verkleurd wordt en de groei volkomen tot stilstand komt.
Ook bij het vee, dat op grasland graast, waar een tekort aan een of ander element bestaat, kunnen typische gebreksziekten optreden, terwijl uiteindelijk ook bij de mens gebreksziekteverschijnselen kunnen optreden. Zo veroorzaakt een tekort aan calcium een zwak ontwikkeld en misvormd beenderstelsel, gebrek aan ijzer leidt tot anaemie, terwijl kopergebrek verantwoordelijk gesteld kan worden voor het, vooral in Drente en Overijsel optredende, verschijnsel van likzucht bij jonge runderen, waarbij deze dieren allerlei merkwaardige voorwerpen gaan eten zoals stenen, zand, lompen enz. In de Wieringermeer is een merkwaardige vorm van diarrhoe opgetreden als gevolg van kopergebrek. Ook bij mensen berucht is de kropziekte, die optreedt door gebrek aan jodium.
Met deze enkele voorbeelden moet hier volstaan worden.
DR A. QUISPEL
Lit.: Bibliography of the literature on the minor elements and their relation to plant and animal nutrition, 4th ed. (1948); Bibliography on the literature on sodium and iodine and their relation to plant and animal nutrition, isted. (1948); F. A. Gilbert, Mineral nutrition of plants and animals (1948); M. P.
Löhnis, Plantenvoeding (Gorinchem 1946).