Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

FUGA

betekenis & definitie

is een contrapuntische muzikale vorm, geschreven voor een beperkt aantal stemmen (meestal twee tot vijf), waaraan één thema ten grondslag ligt. (Ook wel twee, zelden drie of vier thema’s.) De naam (afkomstig van het Italiaans: fuga=vlucht, omdat in deze muzikale vorm de verschillende stemmen als het ware voor elkaar wegvluchten) komt het eerst voor in de 14de eeuw bij de Italiaanse vertegenwoordigers van de Ars nova, daar echter voor een muzikale vorm, die men tegenwoordig canon noemt.

De geschiedenis van de fuga ontspringt in het doorgeïmiteerde motet en is te volgen via de transcriptie van deze vorm voor instrumenten met de titels ricercare, canzona, fantasia e.d., en de ontwikkeling van de fantasia bij Sweelinck, tot bij diens leerling S. Scheidt (z Duitsland, muziek) voor het eerst de naam fuga in de tegenwoordige betekenis verschijnt. Het hoogtepunt van de fuga ligt in het oeuvre van J. S.

Bach, doch ook nadien heeft vrijwel iedere grote meester deze vorm gebruikt en dan meestal voor zijn ernstigste en diepzinnigste scheppingen. Een kleine fuga wordt wel fughetta genoemd (voor het bouwschema en technische bijzonderheden, z muziek, vormleer).

Lit.: o.m. André Gedalge, Traité de la Fugue (Paris 1901).

< >