is het weglopen onder innerlijke drang en zonder een bewust doel. Aan de fugue gaat meestal een grote innerlijke spanning en onrust vooraf zonder dat de zieke weet, waaraan deze onrust is toe te schrijven.
Een „fugue” treedt soms geheel spontaan op, soms is een onaangename gebeurtenis of een conflict de aanleiding er toe. Tijdens de fugue is het bewustzijn enigermate gedaald. De zieke kan echter allerlei handelingen verrichten, bijv. een kaartje kopen voor een reis. Soms vindt de zieke zich plotseling in een vreemde stad „terug”.
De herinnering voor het tijdvak, waarin de fugue plaats vond, is soms vervaagd, soms geheel verdwenen. Fugues komen voor bij epileptici, bij sommige vormen van psychopathie, bij hysterie, een enkele maal bij Schizophrenie. Ook na ernstige hersenletsels komen soms fugues of „fugue-achtige toestanden” voor. Men mag de fugue niet verwarren met de drang tot het maken van verre reizen: het heimwee naar de verte.