Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Friedrich ENGELS

betekenis & definitie

grootste vriend en medewerker van Karl Marx*, wiens geldzorgen hij, de gegoede industrieel en koopman, op ridderlijke wijze vaak heeft verlicht (Barmen 28 Sept. 1820 - Londen 5 Aug. 1895). Voor koopman opgeleid, voelde hij behoefte zich door zelfstudie op literair en filosofisch gebied verder te ontwikkelen, welke belangstelling hem steeds was bijgebleven.

Hij had een zeer vlotte schrijfwijze en voor die tijd een zeer uitgebreide talenkennis. Van beide heeft Marx grotelijks profijt gehad. In 1842 volgde hij de colleges van Schelling te Berlijn. Zijn eerste geschrift Schelling und die Offenbarung bracht hem in relatie met A. Ruge. Ook leerde hij toen even Marx kennen, waarna hij naar Manchester vertrok om een fabriek te leiden waarvan zijn vader aandeelhouder was. Ook hier bleek zijn politiek radicalisme door het aanknopen van relaties met de volgelingen van Owen en de Chartistenbeweging. In 1844 reisde hij over Parijs naar Duitsland terug. Marx was Ruge naar Parijs gevolgd, waar zij samen, als een soort voortzetting van de door Pruisen, Saksen en de Bondsdag opgeheven Deutsche (vroeger Hallesche) Jahrbücher, de Deutsch-Französische Jahrbücher uitgaven, die het slechts tot één dubbele aflevering brachten. Hierin schreef Engels, naast een stuk over Carlyle’s Past and Present een artikel Umrisse zu einer Kritik der Nationalökonomie, waarin hij de concurrentie geeselt als een strijd van allen tegen allen en de private eigendom van grond en kapitaal met de hele daarop gebaseerde economie aansprakelijk stelt voor de heersende misstanden. Er kon overvloed zijn voor allen, doch de concentratie van het bezit en de handelscrises maken, dat het volk ondanks alle overvloed kan verhongeren. De economie zweert bij Malthus* en diens theorie der overbevolking, doch zij heeft volgens Engels ongelijk. Eerst een revolutie zal de blinden ziende maken, doch dan is het te laat. Marx was meer denker, Engels meer de practicus, die het bedrijfsleven van nabij kende. Zij vulden elkander aan en sedert dit artikel waren Marx en Engels de onafscheidelijke vrienden, die zij steeds gebleven zijn. In 1845 schrijft Engels zijn gedegen studie Die Lage der arbeitenden Klassen in England naar aanleiding van de parlementaire rapporten over de kinderarbeid in fabrieken, mijnen enz., welk boek herhaaldelijk is herdrukt. In 1847 was hij met Marx in Brussel, waar zij in Nov. de Communistenbond stichtten en het Communistisch Manifest schreven, dat enkele weken vóór de Februari-revolutie in Londen werd gedrukt, oorspronkelijk in het Duits. Van toen af werd de klassenstrijd het parool, met aan het eind de dictatuur van het proletariaat. Over Parijs keerden Marx en Engels naar Keulen terug, waar zij de Neue Rheinische Leitung oprichtten. Engels moest vluchten, kwam weer naar Keulen, nam deel aan een opstand in de Palts, vluchtte andermaal om over Zwitserland en Italië naar Londen te gaan. Van 1850-1869 werkte hij in Manchester als koopman in de zaak van zijn vader, tegelijk ijverig werkzaam voor Marx en de partij. In 1869 legde hij zijn koopmanschap neer en werd hij secretaris der Eerste Internationale (in 1864 gesticht). Toen was hij geheel Marx’ schildknaap en helper. Na diens dood in 1883 verzorgde Engels de uitgaaf van het tweede en derde deel van Das Kapital (1885, 1894). Hij was tot zijn overlijden rusteloos bezig met het schrijven van boeken, brochures en artikelen, waarvan hier worden genoemd Herrn Eugen Dührings Umwälzung der Wissenschaft (1877 resp. 1878) —enige hoofdstukken hieruit zijn afzonderlijk uitgegeven onder de titel: Die Entwicklung des Sozialismus von der Utopie zur Wissenschaft (1882) — en Kann Europa abrüsten? (1894). In het eerstgenoemde geschrift rekent Engels af met de utopische stelsels en zegt hij, dat Marx het socialisme tot een wetenschap heeft gemaakt door de beide grote ontdekkingen: „die materialistische Geschichtsauffassung und die Enthüllung des Geheimnisses der kapitalistischen Produktion vermittels des Mehrwertes”. Een uiteenzetting van de beginselen van het dialectisch materialisme geeft Engels in zijn: Ludwig Feuerbach und der Ausgang der klassischen deutschen Philosophie (1888). Zijn theorie over de grondslagen en het karakter van de staat ontwikkelt hij in: Der Ursprung der Familie, des Privateigenthums und des Staates (1884). Lenin’s Staat en Revolutie is er door beïnvloed.PROF. MR DR H. W. C. BORDEWIJK

Lit.: G. Mayer, F. E. (2 dln, Berlin 1920); M. Adler, E. als Denker (2. Aufl., Berlin 1925); K. Kautsky, F. E. (Berlin 1895); W. Sombart, F. E., 1820-1895 (Berlin 1895); F. E. als Denkerund Revolutionär (von E. Czóbel, M. Mi tin u. a.) (Zürich 1935); M. Trümer, Le matérialisme historique chez K. Marx et F. E. (thèse, Paris 1933); R. Mondolfo, II materialismo storico in F. E. (Genova 1912); F. Mehring, E. und Marx (in Archiv für die Geschichte des Sozial, u. d. Arbeiterbew., Jhrg. 5, 1914); G. Schmoller, F. E. und K. Marx, in Schmollers Jahrb. für Gesetzgebung, Verwaltung u. Volkswirtschaft, XXXIX (1915); P. Lafargue, Persönl. Erinnerungen an F. E., in,,Die Neue Zeit”, XXIII (1905).

< >