Nederlands Hervormd theoloog (Amsterdam 5 Febr. 1853 - Utrecht 6 Dec. 1920), werd in 1878 predikant bij de Waalse Kerk te Zwolle, in 1886 bij de Hervormde gemeente te Heemstede en in 1888 te Amsterdam. In 1903 werd hij hoogleraar vanwege de Hervormde Kerk aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, die hem in 1886 het doctoraat in de godgeleerdheid honoris causa had verleend.
Zijn leervakken waren de Bijbelse en de practische theologie en de geschiedenis van de Protestantse zending. Met prof. C. H. van Rhijn te Groningen richtte hij het tijdschrift Theologische Studiën op, dat van 1883 tot 1917 bestaan heeft.
Daubanton was een critische geest, behoorde tot de ethisch-orthodoxe richting en was als zodanig wars van partijschappen in de Kerk.Bibl.: Lessing et la théologie allemande au 18e siècle (1878); De theopneustie der H. Schrift (1882) ; De verschijning des Heeren aan de Emmaüsgangers (1901); De verloren zoon (1901); De universitaire vorming van de aanstaande predikanten der N.H.K. (1904); Neander (1905); Prolegomena van protestantse zendingswetenschap (1911); Geschiedenis der beoefening van de didactiek des Nieuwen Verbonds (1914).