Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FOCARISTEN

betekenis & definitie

afgeleid van focarius, d.i. tot de haard behorend en in verband daarmee van focaria, d.i. dienstmaagd, heten een categorie geestelijken, die vóór het Concilie van Trente, toen het celibaat slecht werd nageleefd en bovendien wel het verboden zijn, maar niet de ongeldigheid van een priesterhuwelijk vaststond, met hun dienstmaagden echtelijk samenleefden en gewoonlijk in het geheim getrouwd waren. Deze „clerici uxorati” (gehuwde geestelijken) waren vaak burgerlijk-brave huisvaders, die bij velen van hun parochianen ondanks de schending van het celibaat in hoge achting stonden en hun plichten als zielzorger konden blijven vervullen.

Dit neemt niet weg, dat reeds Geert Groote’s preek tegen de Focaristen hun handelwijze streng veroordeelde. Zij staken in alle geval gunstig af bij een andere groep tegen het celibaat zondigende geestelijken: de zgn. fornicatores of in ontucht levende priesters, die er slechts op uit waren hun hartstochten te bevredigen, omgang zochten met vrouwen van allerlei slag en zich daardoor ook in die dagen de algemene verachting op de hals haalden.Lit.: L. J. Rogier, Gesch. v. h. Katholicisme in N. Nedl. in de 16e en de 17e eeuw (I, 33 vgd., Amsterdam 1945); Vermast, De focaristen en de rechtspositie hunner bastaarden te Utrecht, in: Versl. en Meded. (v. d.) Ver. tot uitg. der bronnen v. h. oud.-vad. recht X (1950), 316-366.

< >