noordelijkst district (fylke), en tot 1929 ambt, van Noorwegen, een deel van Noors Lapland, heeft een oppervlakte van 48 114 km2 en bestaat uit een smal kustplateau, gekroond door lage, met ijs en sneeuw bedekte bergtoppen en met steile fjorden en scherenkusten. De Alten-, Porsanger-,Laxe-,Tanaen Warangerfjord zijn dé voornaamste fjorden, de Alten en de Tana de belangrijkste rivieren.
Het klimaat is zeer koud en ruw, doch met oceanische winters. Op het woeste eiland Magerö ligt de Noordkaap op 71o 10' 15" N. Br., het noordelijkste punt van Europa. Hier is de zon van midden Nov. tot einde Jan. onzichtbaar en daalt van midden Mei tot einde Juli niet onder de horizon. De gemiddelde temperatuur van de korte zomer is in Finmarken ruim 7 gr. C. Eerst in Aug. verdwijnt de sneeuw geheel en al, waarna de bloemen ontluiken en geweldige muggenzwermen komen opdagen. De temperatuur daalt echter in de winter gemiddeld slechts tot 3-6 gr. C. onder het vriespunt; veel erger zijn dan echter de stormen, waaronder sneeuwstormen. De enige viervoetige dieren op Magerö zijn het rendier en de hermelijn. Beren en wolven komen niet meer op Magerö voor, doch er zijn er vele in Finmarken. Veengronden voorzien in de behoefte aan brandstof. Alleen op beschutte plekjes kan men nog wat zomerrogge, gerst, aardappelen en groenten verbouwen. Het voornaamste veebezit bestaat uit rendieren. De visvangst, vooral kabeljauw, is hoofdmiddel van bestaan; daarnaast speelt ook het verzamelen van eiderdons en in de laatste jaren de walvisvangst een rol.De bevolking bestaat in het noordelijk gedeelte hoofdzakelijk uit Lappen en bedraagt (1946) 53 756 inw. Er zijn 3 koopsteden, nl. Hammerfest, de noordelijkste stad der aarde, Vadsö, bestuurszetel en bisschopsstad, en Vardö, de oostelijkste stad van Noorwegen.
Lit.: O. A. Johnsen, Finmarkens politiske historiae (Kristiania *923); J. Boe et A. Nummadal, Le Finmarkien. Les origines de la civilisation dans l’extrême-nord de 1’Europe (Oslo 1936); L. Bye, Finnen i Finmark (Oslo 1939).