Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FAJOEM

betekenis & definitie

(el Fayum of Faiyum) is een Egyptische provincie, bestaande uit een oase gelegen ten Z. van Cairo en ten W. van het Nijldal in een tertiair ketelbreukgebied, omgeven door de Libyse woestijn en slechts door een enge vallei met het Nijldal verbonden. De oppervlakte is 1737 km2, het aantal inwoners (1947) 671 885.

In deze oase heeft de evenwijdig met de Nijl lopende en in het Fajoem uitstromende Bahr Joessoef een meer gevormd, dat door de oude Grieken het Moerismeer werd genoemd. Dit was oorspronkelijk veel groter dan thans, omdat onder de 12de dynastie en later grote stukken hiervan zijn drooggelegd, terwijl van de rest van het meer een stuwzee werd gemaakt, waarvan het water in droge tijden kon worden gebruikt. Later zijn de dammen vernield en het water stroomde naar het laagste gedeelte, waar het Birket-el-Keroen de laatste rest van het oude zoutmeer vormt; de bedding van het oude bovenmeer liep droog en werd in gebruik genomen voor landbouw. De Bahr el Joessoef levert tegenwoordig voldoende bevloeiingswater dank zij de aanleg van het Assoeanstuwmeer. De hoofdstad Sjedet (Crocodilòpolis), vroeger aan het meer gelegen, ligt daar thans ca 20 km van verwijderd. De vallei is een van de vruchtbaarste gedeelten van Egypte, waar, behalve de gewone gewassen, ook rozen, tot vervaardiging van rozenolie, abrikozen, vijgen, druiven, olijven, dadels, rijst enz. groeien. Aan de rand van het toenmalige meer lagen reeds in praehistorische tijd verscheiden nederzettingen. Zijn grote betekenis als landbouwgebied heeft het Fajoem gekregen onder de 12de dynastie. De koningen dier dynastie (vooral Sesostris II) hebben het gebied door de aanleg van dijken en stuwdammen in een buitengewoon vruchtbare streek herschapen. Zij resideerden zelf in en bij het Fajoem, waar thans nog hun piramiden te vinden zijn. Van het beroemde bouwwerk van Amenemhat III, dat de Grieken het labyrint noemden en dat nog in de 6de eeuw v. Chr. de mateloze bewondering van Herodotus opwekte, is echter niets over. Papyri bij Katoen of Illahoen gevonden leren ons iets over de administratie in het Middel-Rijk. Zoals in dit watergebied begrijpelijk is en ook de Griekse benaming van de hoofdstad leert, werd hier vooral de krokodil-god Soechos (Eg.: Sobk) vereerd. Aan het oude meer ontleende het gehele gebied de naam Piom, waarvan de Arabieren Fajoem gemaakt hebben. Op de puinhopen van de vroegere hoofdstad Arsinoë verheft zich thans Medinet-el-Fajoem, ook nu nog de hoofdplaats van deze provincie.Lit.: Gautier et Jéquier, Mémoire sur les fouilles de Licht (1902); Petrie, Illahun, Kahun and Gurob (1889-1890); Kahun, Gurob and Hawara (1890); The Labyrinth, etc. (1912); Griffith, Hieratic papyri from Kahun and Gurob (1898).

Lit.: R. H. Brown, Fayum and Lake Moeris (1892); H. J. L. Beadnell, Topography and geol. of the Fayus Province (1905); P. Viereck, Fayum (1928); G. G. Thompson and E. W. Gardner, The desert Fayum (1934).

< >