noemt men het verlof tot tenuitvoerlegging, dat een rechterlijk ambtenaar plaatst op een stuk, dat iemand tot een prestatie verwijst of te zijnen laste een andere als bindend bedoelde uitspraak geeft; bijv. het bevelschrift, dat de rechtbankpresident stelt op een scheidsrechterlijk vonnis (z arbitrage, I). Het woord betekent: „Het worde ten uitvoer gelegd”.
In BELGIË is een scheidsrechterlijke beslissing (z arbitrage) niet krachtens haar zelve uitvoerbaar, en is het de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die deze beslissing exequatureren zal bij bevelschrift geschreven op de rand of aan de voet van de minute van de uitspraak, welke door een van de arbiters werd neergelegd ter griffie van de rechtbank in wiens ressort de arbitrage heeft plaats gevonden. Het is de voorzitter van het beroepshof die het exequatur verleent wanneer het een arbitrale uitspraak in beroep geldt.
Het exequatur is echter vooral gekend, en vereist, ter uitvoerbaarheid in den lande van beslissingen welke door vreemde rechters werden uitgebracht in burgerlijke en handelszaken, en die zoniet, buiten hun grenzen, van alle uitvoerbare kracht gespeend blijven. Een onderscheid dringt zich op wanneer er daaromtrent al dan niet een traktaat gesloten werd met het land waar de beslissing getroffen werd. Is er geen traktaat, dan moet de rechtbank aan wie het exequatur wordt aangevraagd geheel het proces opnieuw nagaan naar de grond en naar de vorm (Cass. 4 Oct. 1934 Pas. 1935/I/1, met advies van Proc. Gen. Leclerq). Is er evenwel een traktaat, gesloten op basis van reciprociteit, dan dient de rechtbank alleen een aantal punten te onderzoeken vooraleer het exequatur te verlenen, of te weigeren. Dit exequatur mag in geen enkele van de onderscheiden gevallen een nieuw vonnis zijn, in de zin van een wijziging aan de beschikking van de vreemde rechtsmacht, doch moet zich beperken bij een verklaring van algehele of gedeeltelijke uitvoerbaarheid of van verwerping. Traktaten werden gesloten met Frankrijk op 8 Juli 1899 (w.v. 31 Mrt 1900), met Nederland op 28 Mrt 1925 (w.v. 16 Aug. 1926), en met Groot-Brittannië op 2 Mei 1934 (w.v. 4 Mei 1936). MR W. DELVA
Lit.: De Cock, Etudes sur la convention franco-belge du 8 juillet 1899 (Bruxelles 1899); J. H. P. Bellefroid, Toelichting v. h. Nederlandsch-Belgisch verdrag van 28 Mrt 1925 (ed. 1931).