Hieronder verstaat men een geschil, waartoe de tenuitvoerlegging van een executoriale titel, bijv. de grosse van een vonnis of een authentieke acte (z beslag), aanleiding geeft, bijv. indien de schuldenaar of een derde zich daartegen verzet. Dergelijke geschillen moeten, wanneer zij ontstaan bij de tenuitvoerlegging van vonnissen, als regel worden aangebracht ter beslissing bij de rechter, die deze wees; ontstaan zij bij de tenuitvoerlegging van acten, dan bij de rechtbank.
Hieromtrent bestaan echter verschillende bijzondere regelen; geschillen over de tenuitvoerlegging van vonnissen van kantonrechters moeten voor de rechtbanken worden gebracht (art. 435 W.v.B.Rv.)Sommigen spreken ook van executiegeschil, wanneer, nadat een van de partijen in een geval, waarin de rechter niet terstond een gevorderde schadeloosstelling, die hij in beginsel heeft toegewezen, op een bepaald bedrag heeft kunnen stellen, zij is veroordeeld tot vergoeding „nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet” (zie art. 612 W.v.B.Rv.) en over de nadere vaststelling hiervan verschil van mening is ontstaan; dit is echter geen „geschil over de tenuitvoerlegging” als bedoeld in art. 435 W.v.B.Rv. en daarom is dit woordgebruik niet zeer doelmatig.
Anderen noemen ook een executiegeschil een geschil tussen verschillende schuldeisers over de verdeling van de opbrengst van een executoriale verkoop. Voor anderen echter is het de vraag, of die verdeling nog wel tot de tenuitvoerlegging behoort; is dit niet het geval, dan is zulk een geschil uiteraard ook geen executiegeschil.
Lit.: C. W. Star Busmann, Hoofdstukken van burgerlijke rechtsvordering (nieuwe uitg. 1948), §113.