zijn degenen die het zgn. pastoorsexamen afnemen en ook aandeel hebben in de procesvoering bij het afzetten van pastoors. Zij worden door de bisschop op de Synode voorgesteld, die haar goedkeuring moet verlenen.
Er mogen er nooit minder zijn dan vier of meer dan twaalf. In Nederland is het voorgeschreven pastoorsexamen vervangen door de examens die de priesters de eerste tien jaar na hun wijding moeten maken. In Roermond wordt er echter in het tiende jaar en in Den Bosch na het tiende jaar een speciaal examen voor het pastoraat gevraagd. C. I. C. can. 459 en 385-390.