hoofdstad van het Franse dep. Eure, 108 km ten W.-N.W. van Parijs, aan de Iton, een zijrivier van de Eure en belangrijk spoorwegkruispunt, telt (1946) 20 436 inw.
Tot de voornaamste gebouwen behoren er de hoofdkerk met 23 kapellen, de kerk van de abdij van de heilige Taurinus en het paleis van de prefectuur. Sedert de 10de eeuw had Evreux een belangrijke jaarmarkt, was het de zetel van een bisschop en vormde een belangrijk administratief centrum. In de middeleeuwen had het belangrijke wolindustrie. Sedert de 18de eeuw katoenindustrie (tijk en dril), die echter sterk is achteruitgegaan. Daarnaast heeft Evreux nog een fabriek van koperwerken en electrotechnische artikelen. Gedurende de laatste jaren ontwikkelt zich de stad meer en meer als het voornaamste verzorgingscentrum voor het gehele gebied tussen Parijs en Rouen, en als spoorweg- en wegverkeersknooppunt. Evreux is zeer oud; het werd aanvankelijk Eburovices genoemd. In de middeleeuwen vormde het het middelpunt van het gelijknamige graafschap, dat in 1298 als apanage aan Lodewijk, de jongste zoon van Philips III van Frankrijk, geschonken werd, wiens zoon Philips in 1328 koning van Navarre werd. Van het door zijn vrouw in 1330 gestichte kasteel Navarre nabij Evreux, dat in 1686 door de architect Mansard werd vernieuwd, is weinig meer over. Te Vieil-Evreux, ca 8 km ten Z.O. van de stad, zijn overblijfselen uit de Romeinse tijd. In 1940 werden de hoofdkerk en het centrum (17 ha) door oorlogshandelingen zwaar beschadigd.Lit.: G. Bonnenfant, Hist. Gén. du diocèse d’E., 2 vol. (1933); Idem, La cathédrale d’E. (1939); Idem, Notre-Dame d’E. (1939).