ook essaai, is het bepalen van het gehalte zuiver zilver, resp. zuiver goud in legeringen van deze metalen met onedele metalen. De oudste methode is die met de toetssteen, een soort zwarte jaspis, ook wel Lydische steen genoemd.
Met het te onderzoeken voorwerp wordt een streep gemaakt op de toetssteen en deze wordt vergeleken met de strepen van proefnaalden van bekend gehalte. Voor zilver is de kleur een voldoende kenmerk, voor goud gebruikt men ook nog de aantastbaarheid van de strepen door verdund koningswater als criterium. Voor oriënterend onderzoek wordt deze methode ook thans nog wel gebruikt. Het essayeren van zilveren voorwerpen geschiedt thans uitsluitend langs de natte weg, d.w.z. door een oplossing van het alliage in salpeterzuur met een keukenzout-oplossing te titreren. Het goudgehalte wordt echter door de essayeur nog steeds langs de droge weg bepaald door het cupelleren. Hierbij wordt de alliage gesmolten in een poreuze kroes. De onedele metalen, zoals zilver en lood, worden geoxydeerd en de gesmolten oxyden worden opgezogen door de poreuze kroes, zodat uiteindelijk een glanzende metaaldruppel achterblijft („blikken”). Na uitwassen wordt het aanwezige zilver opgelost met kokend salpeterzuur, waarbij het zuivere goud achterblijft.Het gehalte aan zuiver edel metaal wordt uitgedrukt bij zilver- en goudlegeringen in millièmes (1/10 pct) fijn, bij goudlegeringen ook in het aantal karaat, hetgeen hier het aantal vierentwintigste delen zuiver goud betekent (z zilver en goud). De berekening om de toeslag te berekenen ten einde een legering van het gewenste gehalte te verkrijgen heet alligatierekening.
PROF. DRJ. A. A. KETELAAR