Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ESPRIT GAULOIS

betekenis & definitie

term waarmee men aanduidt de enigszins platte, althans laag-bij-de-grondse maar gezonde scherts, die de uiting is van een van de aspecten van de Franse geest. Het woord gaulois (Gallisch), oorspronkelijk, nl. in de 15de eeuw: wat betrekking heeft op Gallië (Frankrijk, voordat het zijn nationale eenheid gekregen had) betekent al vroeg óf als uiting van nationale trots op het verleden: wat het karakter vertoont van de goede, oude zeden óf als minachting daarvan: primitief en onbeschaafd: „Avant moi”, laat Fénelon Frans I zeggen in zijn Dialogues des Morts, „tout était grossier, pauvre, ignorant, gaulois”, en Villemain zegt van de 17de eeuwse historicus Mézeray: „Le travail de l’Académie passa dans la main rude et encore un peu gauloise de Mézeray”.

Men vergelijke de betekenis van de term style gothique (Gothisch) die eerst eenzelfde ongunstige betekenis had, voortkomend uit dezelfde oorzaken en nu die betekenis geheel verloren heeft. Beide betekenissen : gunstig en ongunstig, komen voor bij het zelfst. nmw. Gaulois (Galliër). Het is de tweede betekenis die het woord gaulois heeft in de uitdrukking esprit gaulois. Het zelfst. nmw. gauloiserie (19de eeuw) is alleen: een beetje platte grap. Littré definieert esprit gaulois en ook mot gaulois (mot betekent hier scherts) als volgt : „Wordt gezegd van een geestigheid, van scherts die de perken van de wellevendheid te buiten gaat, zoals bij de schrijvers van de 16de eeuw, op wie deze uitdrukkingen in het bijzonder betrelddng hebben.” En Lanson zegt: „De lagere vorm van het Franse type is l’esprit gaulois, die bestaat uit jaloezie, zorgeloze schuinsmarcheerderij en een volkomen onbegrip van alle hogere belangen van het leven; of wel het gezond burgerlijk verstand, laag bij de grond, onverschillig voor alles, behalve materiële belangen, meer genotzuchtig dan zinnelijk en meer strevend naar voordeel dan naar genoegens.” En hij geeft dit commentaar: deze esprit gaulois heeft de Reinaert geschapen, de fabliaux en de kluchten; hij stroomt overvloedig bij Rabelais, mengt zich in fijnere bronnen bij Molière en La Fontaine... Wilt ge hem op heterdaad betrappen zoals hij tegenwoordig leeft in onze voorsteden en onze dorpen ? Kijk naar Nono, de Bourgondische dronkaard (roman van Gaston Roupnel), of Gaspard, de poilu van Montparnasse (roman van R. Benjamin), of Bourru, soldat de Vauquois, de wijnbouwer van Champagne (roman van Jean des Vignes-Rouges). Tegenwoordig hoort men bij ons de term soms verkeerd gebruiken met de prijzende betekenis van fijne geest en charme; het Frans kent deze betekenis niet.DR G. G. ELLERBROEK

Lit.: P. Valkhoff, De Franse geest in Frankrijks letterkunde (Leiden 1917), Hfdst. 5; G. Lanson, Hist. de la litt. française, Introd. ; (vaak herdr.) ; vgl. daarbij een art. van dez. in de North American Review 1917; A. G. vanHamel, De Lach van Rabelais, in : Het letterkundige leven van Frankrijk IV; H. Taine in La Fontaine et ses Fables (1853); Bouglé et Gastinel, Qu’est-ce que l’esprit français? (vingt définitions choisies et annotées); Jrg. 1919 en 1920 van Civilisation française; E. R. Curtius, Französischer Geist im neuen Europa (1925), Fr. vertaling: Essai sur la France (1932).

< >