Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ESDOORN

betekenis & definitie

behoort tot het geslacht Acer van de familie van de Acerinaea, dat ongeveer 115 soorten omvat, alle op het noordelijke halfrond; een enkele soort komt over de evenaar tot in de bergachtige streken van Java en Sumatra voor. Het meest talrijk zijn de esdoornsoorten in het O. gedeelte van het Himalayagebergte en in Centraal China.

De tegenoverstaande bladeren zijn meestal handvormig gelobd, sommige 3-7 delig. Soms zijn ze fraai gekleurd, rood of roodbruin, terwijl bij de meeste esdoorns in de herfst een fraaie verkleuring optreedt van het blad, waardoor ze in belangrijke mate bijdragen tot de bekende herfsttinten, die zo kenmerkend zijn voor het winterkale loofhoutbos, waarvan vele een belangrijk deel uitmaken. De dubbele, niet opengaande vruchten, zijn aan de basis verenigd, elk van een lange vleugel voorzien en eenzadig. Alle esdoorns bevatten suiker in hun sap, dat in sommige streken tegen het voorjaar wordt afgetapt om er suiker of stroop uit te bereiden. De esdoorns worden veelvuldig aangeplant, meest om hun decoratief uiterlijk of wegens de kleur van het loof, vooral in het najaar.In Europa en een deel van Klein-Azië zijn inheems Acer Pseudoplatanus L., de gewone of bergesdoorn, A.platanoides L., de Noorse esdoorn, en A. campestre L., de Spaanse aak of veldesdoorn. De gewone esdoorn is een boom van het Europese middelgebergte, die hier geheel is ingeburgerd. De Noorse esdoorn strekt zijn verbreidingsgebied veel meer naar het noorden uit. Ook deze soort is in Nederland ingeburgerd maar komt hier niet zo talrijk voor als de vorige. De Spaanse aak is de enige esdoorn, die hier van nature inheems is. De eerste twee genoemde vormen een zware boom met dichte kroon en kunnen een hoogte van 30 m bereiken; de Spaanse aak kan tot een boom van 12 tot zelfs 25 m uitgroeien, maar komt hier meestal als struik voor. Van de gewone esdoorn is het hand vormige blad stomp gelobd, donkergroen en aan de onderzijde grijsachtig. De twijgen zijn fors, de knoppen groot en glanzend groen. De geelgroene bloemen verschijnen in hangende trossen nadat de bladeren zijn uitgekomen. De gevleugelde vruchten zijn bolvormig en vormen een scherpe hoek met elkaar. Bij de Noorse esdoorn zijn de bladeren spits gelobd en aan beide zijden lichtgroen van kleur; in het najaar worden zij heldergeel. De twijgen zijn slanker dan bij de gewone esdoorn en de knoppen zijn roodachtig. De geelgekleurde bloemen staan in rechtop staande, dichte trossen, die vroeg in het voorjaar vóór het uitbreken van de bladeren verschijnen en daardoor opvallen. De vruchten zijn plat en de vleugels maken met elkaar een hoek van 180 gr. Het eveneens handvormige blad van de Spaanse aak is klein en donkergroen. De tweeen meerjarige twijgen zijn vaak van kurklijsten voorzien. De vruchten lijken veel op die van de Noorse esdoorn, maar zijn kleiner.

Van de gewone esdoorn komen veel gekweekte vormen voor, waarvan de meest bekende zijn: A. Ps. var. Leopoldii Lem. met bonte bladeren en A. Ps. var. purpureum Loud. met bladeren, die aan de onderzijde purperkleurig zijn. Van de Noorse esdoorn is de meest voorkomende variëteit A. pl. var. Schwedleri Nich. met bij het ontluiken mooi rode, later meer groen wordende bladeren. Na Juni of Juli worden de bladeren, vooral die van de gewone esdoorn, vaak aangetast door de esdoornbladvlekkenziekte, die veroorzaakt wordt door een zwam (Rhytisma acerinum Fr.), die grote zwarte vlekken daarop vormt en de bomen soms ieder jaar in sterke mate ontsiert. Van de ca 16 soorten die meest in het O. gedeelte van Noord-Amerika voorkomen, worden hier vaak aangeplant: 1. A. saccharinum L., de „Silver Maple”, onze zilveresdoorn met diepingesneden, langgesteelde bladeren, die aan de onderzijde wit zijn. Hij wordt veel gebruikt voor de beplanting van wegen en straten en in parken. Het hout is minderwaardig. 2. A. saccharum Marsh., de „Sugar Maple”, onze suikeresdoorn. Het is de voornaamste esdoorn uit het O. deel van Noord-Amerika, zowel wegens het uitstekende hout, dat hier onder de naam „hardmaple” wordt ingevoerd, als wegens het sterk suikerhoudende sap, waaruit op grote schaal suiker en stroop worden bereid. Het hout van de suikeresdoorn is evenals dat van alle Amerikaanse esdoorns meestal iets roodachtig. Ze leveren alle fraai gemoesteerd hout. 3. A. rubrum L., de „Red Maple”, met groene, aan de onderzijde zilverachtige bladeren, die in het najaar prachtig rood worden en gele of helderrode bloemen, die zeer vroeg in het voorjaar verschijnen, vóór het blad uitkomt. Men vindt hem veel in Nederlandse parken. 4. A. Negundo L., de „Box Elder”, met samengestelde 3-5 soms 7-delige bladeren. In zijn vaderland is hij zeer verbreid. In Nederland komt hij als sierboom algemeen voor, meest als heester en wel in de bonte variëteit (A. N. var. variegatumjacques). Ten slotte is voor Nederland belangrijk een groep Iaagblijvende heesters afkomstig uit Japan, meest variëteiten van A. palmatum Thunb., die hier veel worden aangeplant wegens hun vooral in de herfst mooie rood of roodbruin gekleurde of geelglanzende, handspletige of handdelige bladeren.

PROF. IR J. H. JAGER GERLINGS

Lit.: A. Rheder, Manual of cultivated trees and shrubs (New York 1940); G. Houtzagers en M. de Koning, De boomsoorten (Arnhem 1943); A. te Wechel, Fijnhout (Diligentiareeks, 1945).

< >