Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Erik Gustaf GEIJER

betekenis & definitie

Zweeds historicus (Ransäter, Värmland, 12 Jan. 1783 Stockholm 23 Apr. 1847), studeerde te Uppsala en behaalde reeds als student de grote prijs der Zweedse Academie voor zijn sterk rhetorische lofrede op Sten Sture. Nadat hij in 1810 te Uppsala docent in geschiedenis was geworden, was hij een der oprichters van Götiska förbundet, dat vaag-romantische idealen had en in het orgaan van deze vereniging, Iduna, schreef hij tussen 1811 en 1816 zijn beste gedichten (Manhem, Vikingen (de Viking), Odalbonden (de vrije boer), Den siste Kämpen (de laatste held) enz.).

Voor de herlevende bestudering der volkspoëzie had hij grote verdienste door zijn uitgave, samen met A. A. Afzelius, van Svenska folkvisor frän forntiden (Zw. balladen uit de Oudheid). Na een veel omvattende werkzaamheid als filosoof en historicus werd hij in 1817 hoogleraar te Uppsala.

Nu schreef hij zijn Svea rikes häfder (de geschiedenis van het Zweedse rijk, 1825) en Svenska folkets historia (1832-1836), waardoor hij de eretitel verwierf van de vader der moderne Zweedse historiografie. Als conservatief royalist van politieke overtuiging had hij door zijn heldere, levendige, door en door gezonde geest een geweldige invloed op de studerende jeugd; in 1838 publiceerde hij echter een artikel, dat sterk liberale sympathieën verried. Na deze „afval” zien wij een nieuwe opbloei van zijn lyriek, bijv. Pa nydrsdagen 1838 (op Nieuwjaarsdag 1838), Mod och försakelse (Moed en ontbering). Voor de politieke ontwikkeling van Geijer was de reis die hij in zijn jeugd naar Engeland maakte (1809-1810) zeer belangrijk.

In Minnen (Herinneringen, 1834) geeft hij zijn indrukken van die reis weer.Lit.: G. D. Marcus, E. G.

G. Lyrik (1909); L. Wahlström, E. G.

G. (1907) ;G. Rexius, G’s affall (Uppsala 1915, Upps. Univ. Arsskuft); J.

Landquist, E. G. G. hans levnad och vérk (Stockholm 1924); R. Gustafsson, E.

G. G. som kristen personlighetsfilosof, diss. Lund (1935); K. Skredsvik, Die Philosophie des j ungen Geijer in ihrem ideengeschichtlichen Zusammenhang, diss.

Nijmegen (1937); C. A. Hessler, G. som politiker (2 dln,Uppsala !937-’47) 5 G. Hedin, Arvet fran G.

En bild av G. sammenställd ur hans skrifter (Lund 1942); H. Spongberg, The philosophy of E. G. G., Rock Island (1945).

< >