Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ERIK (Denemarken)

betekenis & definitie

naam van koningen van DENEMARKEN (z ook Estritiden).

Erik I

(Ejegod, d.i. de goedhartige) (gest. 10 juli 1103), streed als alle Deense koningen in de vroege middeleeuwen tegen de Wenden, ondernam in 1098 een pelgrimstocht naar Rome, waar hij de canonisatie van zijn broeder Knoet* bevorderde en in 1102, als eerste Europese koning, een reis naar het Heilige Land. Op de heenweg overleed hij op Cyprus. De door hem gewenste oprichting van een zelfstandig Scandinavisch aartsbisdom te Lund heeft hij niet beleefd.

Erik II

(Eimuni, d.i. de onvergetelijke) (gest. 18 Sept. 1137), dankt zijn bijnaam niet aan zijn goede werken, maar aan zijn hardvochtigheid en zijn heerszucht. Hij werd op een volksvergadering bij Ribe gedood.

Erik IV

(Plovpenning) (1216-10 Aug. 1250), twistte als velen van zijn opvolgers met zijn bloedverwanten over het Deense Sleeswijk, dat dezen als apanage in leen hadden ontvangen, en met de machtige edelen en prelaten. Zijn bijnaam — ploegpenning — dankt hij aan de belasting, die hij heeft willen heffen ten behoeve van een kruistocht tegen de heidense Esten, en die hem ook bij de boeren gehaat maakte. Hij werd door een der edelen van zijn broeder Abel, hertog van Sleeswijk, op Sli gedood.

Erik V

(Klipping, d.i. geschoren schaapsvel) (ca 1250 - 22 Nov. 1286), twistte met adel en prelaten. Hij werd in de St Cecilianacht in een schuur bij Finderup op Jutland, waar hij tijdens een jacht nachtverblijf had gevonden, door als monniken verklede edelen, onder leiding van Stig Hvide vermoord. Van de naar aanleiding van die moord gedichte „Folkeviser” schrijft de oudste de daad toe aan politieke beweegredenen, de jongste aan motieven van persoonlijke aard: de koning zou Stig’s echtgenote hebben verleid. Hij moest in 1282, als éérste Deense vorst, een zijn macht in hoge mate beperkende „Magna Charta” ondertekenen. De oorsprong van zijn bijnaam is onbekend.

Lit.: R. C. Boer, Het lied van Geraert van Velsen (De Gids 1899).

Erik VI

(Mœndved) (1274-13 Nov. 1319), vervolgde de moordenaars van zijn vader Erik V, die steun vonden bij de Sleeswijkse bloedverwanten en bij de Noorse koning en twistte met adel en prelaten. Hij trachtte door het vormen van een coalitie van Noordduitse vorsten de groeiende macht van de Hanze te beknotten. Zijn bijnaam dankt hij vermoedelijk aan een door hem bij voorkeur gebezigde vloek („alle heiligen”).

Erik VII

(ca 1380 1459), zoon van Margaretha’s zustersdochter Maria en de hertog van Pommeren-Stolpe, werd tijdens de vermaarde bijeenkomst van de drie Rijksraden te Kalmar in 1397 uitgeroepen tot Margaretha’s opvolger en door de aartsbisschoppen tot koning gekroond. Dank zij het voortreffelijk beleid van zijn oudtante had hij niet, zoals velen zijner voorgangers, een „Handfestning” te ondertekenen; zijn macht was nagenoeg onbeperkt, maar zijn regering, door zijn gebrek aan beleid, allerminst een succes. Hij trachtte de bloei der Deense steden te bevorderen, wat een conflict met de machtige Hanze ten gevolge had. Een twist met de Holsteinse graven, die zijn voorgangster wel is waar na het uitsterven der Estritiden in 1375 met Sleeswijk had beleend, maar die, naar zijn mening, door ontrouw hun leen hadden verbeurd, onderwierp hij tijdens een bezoek in 1424 te Boedapest aan het oordeel van de keizer. Toen Sigismund ten gunste van de Deense koning had beslist, verbonden zich de Holsteiners met de Hanze — een in de latere middeleeuwen in het Noorden niet ongewoon verschijnsel. In de daarop volgende oorlog versloeg Erik de Hanze en stelde hij in 1428 een Sonttol in, die voor de Hanzeatische scheepvaart uiterst nadelig was, maar die Nederlandse vrachtvaarders toen gaarne betaalden, omdat zij dusdoende een voorsprong verkregen op hun concurrenten, maar tegenover de Holsteiners leed hij de nederlaag. In Zweden braken inmiddels onlusten uit: ontevredenheid over Deense bestuursambtenaren en over de, Zwedens belangen niet rakende, kostbare oorlog — misnoegen, dat de Hanze zich haastte te benutten — had tot gevolg, dat de boerenbevolking, onder leiding van Engelbrekt Engelbrektsson (z Zweden, geschiedenis), in opstand kwam. De Zweedse Rijksraad aarzelde het verzet te steunen en zwoer, op een bijeenkomst te Kalmar in 1436, Erik trouw, maar op zulke straffe voorwaarden, dat de koning besloot te staken, en uitweek naar het tot Denemarken behorende eiland Gotland. Ten slotte zegden hem in 1439 en in 1442 de Deense en Zweedse, en de Noorse Rijksraad de gehoorzaamheid op, en riepen zij zijn zusterszoon Christoffel tot koning uit. Erik vestigde zich in zijn hertogdom Pommeren, waar hij in 1459 overleed. Hem is het evenmin als later Christiaan II gelukt, onder leiding van een sterk vorstelijk gezag de krachten der verenigde rijken aan te wenden tot vernietiging van de macht der Hanze en tot beveiliging van de Deense zuidgrens.

DR W. VAN EEDEN

< >