oorspronkelijk Swedberg, Zweeds wijsgeer (Stockholm 29 Jan. 1688 - Londen 29 Mrt 1772), was de zoon van bisschop Jesper Swedberg.
Hij studeerde natuurwetenschappen, letteren en theologie in Uppsala en promoveerde aldaar in 1709; hij bereisde tal van Europese landen van 1710-1715 en richtte in 1716 een tijdschrift voor wiskunde en mechanica op, getiteld: Daedalus hyberboraeus. Dank zij de opmerkelijke, daarin gepubliceerde, artikelen werd hij in 1716 assessor bij het mijnwezen in Stockholm. Aanvankelijk sterk onder Neoplatoonse invloed (school van Manchester) kwam hij in deze periode het Cartesianisme nader en ondernam hij studies over de verhouding van lichaam en ziel. De volgende jaren werden hoofdzakelijk in Holland en Duitsland doorgebracht: de kristallografie en de betekenis der hersenen voor het organisme hadden zijn aandacht. Inmiddels was Swedenborg tot de adelstand verheven (1719); van dit jaar af droeg hij de naam, waaronder hij bekend is.
De volgende decenniën kenmerken zich door grote reizen door de voornaamste Europese landen, waar hij met tal van geleerden in contact is en tegelijk vele werken schrijft. Zij zijn hoofdzakelijk van natuurwetenschappelijke aard, zij het ook, dat de Neoplatoonse mystiek en het kabbalisme steeds groter betekenis voor hem krijgen. Wij noemen de Prodomus principiorum (1721) en de Opera philosophica et mineralia (1734). Spoedig werd Swedenborg op de betekenis der dromen opmerkzaam (1736); hij trachtte deze in een sedert 1743 bijgehouden droomdagboek te fixeren. Tot zover de eerste periode van zijn leven. De tweede werd door een bekering ingeluid, die eerst in een Christus-, daarna in een beroepingsvisioen haar inzet vond (1744/’45). Hij sloot zich bij de Hernhutters aan en zag zich thans van Godswege als prediker van hemelse waarheden geroepen: hij meent een blik in de geestelijke wereld gekregen te hebben, waaraan hij zich van nu af aan geheel te wijden heeft. Hij legde zijn werk bij de mijnen neer en legde zich thans geheel op de uitwerking van zijn mystiek, theosofisch werk toe, daartoe des te eerder in staat gesteld, daar de koning hem zijn traktement geheel als pensioen liet houden. Een reeks van mystieke geschriften volgt thans: De cultu et amore Dei (1745), Arcana Coelestia (17491756), De coelo et inferno (1758), Apocalypsis explicata (1759) j Apocalypsis revelata (1766), De amore conjugali (1768), Vera christiana religio (1771).
Swedenborg’s oorspronkelijk-natuurwetenschappelijke werken vertonen reeds de mystieke tendenzen, die het latere leven zo volledig opeisen. Met name de theorie van de zelfstandigheid der ziel tegenover het lichaam heeft veel critiek uitgelokt. Bepaaldelijk Kant heeft zich in zijn Träume eines Geistersehers, erläutert durch Träume der Metaphysik (1766) over de omgang van Swedenborg met de geesten vermaakt. Swedenborg heeft een belangrijke invloed op het occultisme gehad. Bekend is op dit gebied vooral zijn clairvoyante begaving, welke blijkt uit enkele feiten, waarvan het vermaardste is, dat hij in 1759 van Göteborg uit een grote brand aanschouwde, die op dat zelfde ogenblik te Stockholm woedde.
Op theologisch gebied was hij een uitgesproken tegenstander van de Drieëenheid, de rechtvaardiging door het geloof en de plaatsbekledende verzoening van Christus. Door goede werken verdient de mens het hemels leven, waarheen men langs trappen van geleidelijkheid voortstreeft. Na de dood aanschouwt men eigen aandoeningen en gedachten als een wereld, waarin men verder leeft en die nu overeenkomt met de staat van gevoelens, waarin men op aarde verkeerde (hemel of hel).
De Swedenborgianen ontstonden eerst na Swedenborg’s dood. Wel heeft deze op grond van zijn geschriften een eigen kerk, de Kerk van het Nieuwe Jeruzalem, visionnair zien ontstaan. Vrijwel in alle landen zijn in de loop der jaren gemeenten van Swedenborgianen ontstaan. De Swedenborg Society is haar propagandistisch centrum; in Nederland bestaat het Swedenborg Genootschap (met zetel te ’s-Gravenhage).
PROF. DR H. VAN OYEN
Bibl.: van vele werken zijn Ned. vert. bezorgd door het S. Genootschap, o.a. Hemelsche verborgenheden, 8 dln (’s-Gravenhage 1926-52); De ware Christelijke godsdienst (’s-Gravenhage 1932). Ook gaf dit Gen. uit: Handboek voor de alg. kerk van het Nieuwe Jeruzalem in Ned. (’s-Gravenhage 1928).
Lit.: F. Görwitz, Vorträge über die Lehren der neuen Kirche (1897); A. O. Brickmann, Die Lehren der neuen Kirche in Briefen (1870); E. A. G. Kleen, S., 2 dln (Stockholm i9i3-’20); Ch. Byse, S., 5 diu (Lausanne 1918-’25); M. Lamm, S. (Stockholm 1915, Duitse vert. 1922); M.B.Block, The New Church in the New World. A Study of Swedenborgianism in America, diss. Columbia Univ. (1932); H. de Geymüller, S. (Paris 1935» Duitse vert. 1936); The Living Thoughts of S., presented by E. A. Sutton (London 1944); Signe Tokswig, E. S. Scientist and Mystic (1948).