Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ELSEVIER

betekenis & definitie

of Elzevier is de naam van het Nederlandse drukkers- en uitgeversgeslacht, dat grote roem verwierf. Hans van Leuven, alias Helsevier (naar een uithangbord waarop het helse vuur stond afgebeeld), werkte met zijn zoon Lodewijk of Louys d’ Elsevier (Leuven 1540-Leiden begr. 4 Febr. 1617) in de werkplaatsen van Christoffel Plantijn te Antwerpen.

Lodewijk was nog in Wezel, Doornik en Leuven werkzaam en vestigde zich in 1580 als boekbinder en boekhandelaar te Leiden, waar hij door curatoren tevens tot pedel van de hogeschool werd benoemd. Een van de eerste werken, die bij hem verschenen, was J. Drusii Ebraicarum quaestionum libri duo enz. (1583). Zijn zaak groeide zodanig, dat hij tijdens zijn leven ongeveer honderd boeken uitgaf, voor die tijd niet onbelangrijk. Hij had ook betrekkingen met het buitenland. Zijn eerste drukkersmerk was een engel met een boek in de ene en een fakkel in de andere hand, later voerde hij een adelaar op een zuil, in zijn klauwen een bundel met zeven pijlen, die de zeven Verenigde Nederlanden verbeelden, en kenspreuk „Concordia res parvae crescunt”.Zijn oudste zoon Matthijs of Matthias (Antwerpen 1564 - 6 Dec. 1640) en Bonaventura volgden Lodewijk op. Matthias werd in 1607 pedel van de hogeschool en ontving in 1636 verlof het ambt door zijn schoonzoon Caron te doen waarnemen. In 1622 trok hij zich terug uit de zaak, opgevolgd door zijn zoon Abraham (1592-1652). Deze huwde met Catharine, dochter van de bekende drukker Jan van Waesberghe.

Zijn broeder Gilles (gest. in 1651) was boekhandelaar te ’s-Gravenhage en gaf in 1599 in het Latijn de reizen van Jan Huygen van Linschoten in het licht; zijn broeder loost was boekhandelaar te Utrecht.

Bonaventura, de jongste zoon van Lodewijk (geb. 1583), had de hoogleraar Bonaventura Vulcanius tot peet. Bonaventura was ongetwijfeld de meest betekenende van Lodewijks zonen. Reeds op jeugdige leeftijd (1601) vestigde hij zich als boekverkoper. Hij bezocht Italië in 1606 en reisde ook naar Parijs. Bonaventura en Abraham werden door de curatoren van de Leidse hogeschool tot drukkers van de Academie aangesteld. In die functie hebben zij in een periode van 28 jaren een groot aantal werken gedrukt, die de naam Elsevier een wereldnaam bezorgden. Spoedig daarna ontvingen zij van de Staten van Holland het privilegie tot het drukken van de Res publicae, statistische gegevens over verschillende landen. Deze verschenen in het door Elsevier gaarne gebruikte, kleine, duo decimo-formaat. Later volgde een grote reeks herdrukken van de Latijnse klassieken in hetzelfde formaat. Als uitgeversmerk gebruikten zij, evenals hun voorganger, een olm, omgeven door een wijnstok vol druiven, waarnaast een kluizenaar staat. Het devies luidt: „Non solus”. (Niet alleen.) Het merk vertoont veel gelijkenis met dat van Etienne en kreeg weldra een grote vermaardheid.

De tweede zoon van Matthijs, Isaac (Leiden 11 Mrt 1596 - Keulen 8 Oct. 1651) bezat reeds in 1616 een eigen drukkerij en werd in 1620 benoemd tot academie-drukker, nadat hij de Oosterse drukkerij van Erpenius* te Leiden had overgenomen. Hij gevoelde meer voor de zee en verkocht in 1625 zijn zaak aan zijn broer Abraham en zijn oom Bonaventura. Zijn eerste werk was Opera Constantini Porphyrogennetae (1617).

Bonaventura en Abraham stierven beiden in 1652, opgevolgd door de zoon van Abraham Johannes (1622-1661) en Daniël, zoon van Bonaventura. Zij wisten de zaak op het hoge peil te handhaven. Bekend zijn hun uitgaven:De imitatione Christi en Psalterium (1653). In 1655 ging Daniël naar Amsterdam; Johannes zette de zaak voort tot aan zijn dood, waarna zijn weduwe Eva van Alphen haar voortzette. Zij deed de zaak over aan haar tweede zoon Abraham, die ook een rechtskundige praktijk uitoefende. Dit betekende het einde van de Leidse firma, die na de dood van Abraham op 30 Juli 1712 voor slechts 2000 gld. verkocht werd.

De Amsterdamse firma werd door Lodewijk (Utrecht 1604-1670), de oudste zoon van Joost, in 1637 gesticht. Deze kwam na zijns vaders dood naar Leiden, waar hij bij zijn bloedverwanten kennis opdeed in de boekhandel en drukkerij. Nadat hij voor de Leidse firma een grote reis naar Italië gedaan had, vestigde hij zich te Amsterdam en richtte daar een eigen boekhandel en later een drukkerij op. Zijn zaak was gelegen „Op ’t Water in den Olm-boom”. Lodewijk kon zich vrijer bewegen dan de Leidse firma en hij drukte dan ook werken van Katholieken èn Protestanten. In 1642 drukte hij de Neederlandsche Histoorien van P. C. Hooft. Tussen 1638 en 1655 verschenen ruim 200 werken. Hij drukte ook werken van Hugo de Groot en Descartes. Met de reeds genoemde Daniël associeerde hij zich in 1655 en van dat jaar af kwam ook de Amsterdamse firma met de beroemde duodecimo boekjes. Haar meest bekende uitgaven zijn: Corpus juris civilis (2 dln, 1663) en La Sainte Bible (2 dln, 1669), beide in folio. Het fraaie drukkersmerk vermeldt: „Ne extra oleas”. Lodewijk trok zich in 1664 op zijn landgoed te ’s-Graveland terug en liet zijn zaak na zijn dood in 1670 na aan Daniël. Deze was de laatste Elsevier, die de typografie bezielde. Hij was genoodzaakt vreemde krachten te hulp te roepen, daar het omvangrijke beroep van uitgever, boekhandelaar, typograaf en lettergieter hem grote moeilijkheden bood. In 1673 kocht hij de lettergieterij van Christoffel van Dijck. De leiding van de boekhandel deelde hij met Jacob de Zetter; Johan Hendrik Wetstein kwam in 1669 in de zaak en was hem behulpzaam bij de uitgave van zijn magazijncatalogus (1674), die in zeven delen meer dan 20 000 werken bevatte. Daniël wist de zaak tot grote bloei te brengen. Hij reisde tweemaal naar Engeland en herstelde in 1678 de betrekkingen met Frankrijk. De zaak werd na Daniëls dood nog een jaar door zijn weduwe Anna Beerninck voortgezet en nog vóór haar zoon Lodewijk in staat was haar taak over te nemen na haar dood in 1681 verkocht.

M. H. GROENENDAAL

Lit.: A. de Reume, Recherches sur les Elzevier (Bruxelles 1847); Ch. Pieters, Annales de l'Imprimerie des Elsevier (2de dr., Gand 1858); A. Willems, Les Elsevier (Bruxelles 1880); Kelchner, Catalogus librorumofficinaeElsevirianae(Parisio 1880); G. Berghman, Etudes sur la bibliographie Elzévirienne (Stockholm 1885); Idem, Nouvelles études, suppl. k l’ouvrage de Willems (Stockholm 1897); G. Frick, Die Elzevirschen Republiken (Halle 1892); Ed. Rahir, Catalogue d’une collection unique de volumes imprimés par les Elsevier (1896); H. B. Copinger, The Elzevier Press (1927). Over de betekenis der Elsevierdrukken: J. W. Enschedé, De E. en de beteekenis van hun uitgaven, in: Elsevier’s Maandschrift XXXVI (1906).

< >