Frans historicus (Étretat 6 Sept. 1870 -Sucy-en-Brie 21 Aug. 1937), zoon van Ludovic en broeder van Daniel, werd reeds in 1892 docent aan de École des Sciences politiques te Parijs. In eerste aanleg was hij filosoof (levenslang bleef hij redacteur van de mede door hem gestichte Revue de Métaphysique et de Morale), maar zijn belangstelling voor Engelse wijsbegeerte, inz. voor het filosofische radicalisme van Jeremy Bentham* c.s. (waarover hij een belangrijk werk schreef), leidde hem naar de studie van de maatschappelijke krachten die deze verklaren, en daarmede naar de historie.
Zijn uitvoerige en diep borende Histoire du peuple anglais au XIXe siècle is een standaardwerk geworden, berustend op een ongeëvenaarde vertrouwdheid met het bronnenmateriaal en op een intieme kennis van de toestanden in Engeland als gevolg van veelvuldig verblijf aldaar. Materialistische geschiedverklaring wees hij met beslistheid af. Na in de eerste drie delen de tijd van 1815-1841 te hebben behandeld, zette hij zich, onder de indruk van Wereldoorlog I, aan de bestudering van het voorspel daarvan in Engeland, 1895-1914, waarvan het resultaat onder de titel Epilogue als sluitstuk van het grote werk verscheen. Daarna vatte hij de draad van 1841 weer op.Bibl.: La théorie platonicienne des sciences (1896); La formation du radicalisme philosophique en Angleterre (3 dln, 19001903, over de jaren 1776-1832); Thomas Hodgskin (1903); Histoire du peuple anglais au XIXe siècle (dln I-III, 1912-1923; Epilogue, 2 dln, 1926-1930; dl IV, over 1841-1852, 1946); The world crisis of 1914-1918 (1930).
Lit.: E. Barker, E. H. (in: Engl. Hist. Review LUI, 1938, blz. 79-87); L. Brunschvicg e.a., E.
H. (1938); C. Haugh Smith, E. H., in: B. E. Schmitt, Some historians of modem Europe (1942), blz. 152-167.