dient tot het sluiten en het verbreken van de electrische stroom in een keten. Men onderscheidt hoogspanningsschakelaars en laagspanningsschakelaars.
Deze zijn weer als volgt onder te verdelen:1. knop- of drukschakelaar;
2. doos- of draaischakelaar-,
3. hefboomschakelaar.
1. KNOP- of DRUKSCHAKELAAR
Door het drukken op een knop worden twee contacten tegen elkaar aangedrukt en wordt aldus de stroomkring gesloten. Bij loslaten zal de oorspronkelijke toestand terugkeren, doordat een veerinrichting de contacten van elkaar verwijdert. Men gebruikt deze soort schakelaars meestal voor electrische schelleidingen.
Voor sterkstroomdoeleinden worden zij in deze vorm niet toegepast, daar dan ten gevolge van het ontbreken der momentschakeling, boogvorming met als gevolg sterk afbranden der contacten zou optreden. Men gebruikt ze echter wel in hulpleidingen, van electromagnetische of electropneumatische schakelaars.
Behalve bij eenvoudige toestellen, als electrische schellen enz. is het dikwijls wenselijk, dat men apparaten, die zich op enige afstand bevinden, kan bedienen. Men maakt dan veelal gebruik van drukknoppen, bijv. bijdebedieningvanolieschakelaars, van de controllers van motoren (liftmotoren bijv.). De controllers en olieschakelaars worden dan bewogen met een hulpmotor of schakelmagneet. Deze is door middel van een electromagnetische schakelaar of electropneumatische schakelaar met het net verbonden. Door op de knop te drukken wordt een spoeltje bekrachtigd, dat de schakelaar sluit of het ventiel der pneumatische leiding opent, waardoor de luchtdruk de schakelaar inschakelt. Wenst men, dat de motor in bedrijf blijft, wanneer men de drukknop loslaat, dan worden relais met zgn. vasthoudcontacten aangebracht. Deze relais sluiten bij het in werking komen een stel hulpcontacten, die de drukknop kortsluiten, zodat, na loslating de verbinding blijft bestaan. Door middel van een tweede drukknop, die de uitschakelmagneet bekrachtigt, kan men dan de stopzetting verkrijgen.
Dikwijls stopt het geheel, wanneer een bepaalde stand bereikt is. Bij liften bijv. bevindt zich in de kooi een bord met drukknoppen, voor elke halteplaats één. Drukt men één dier knoppen in, dan zal de lift zich naar de gewenste verdieping bewegen en daar automatisch stoppen, omdat dan door bijv. een nok aan de wand van de liftschacht, de hulpstroom wordt uitgeschakeld. Ook buiten de lift kan men deze in beweging stellen en op een bepaalde plaats doen stoppen. De drukknopbediening wordt de laatste tijd steeds meer toegepast. Dikwijls vereist het echter ingewikkelde schakelingen, ten einde te voorkomen, dat storingen plaats vinden, indien een ondeskundig gebruik van de knoppen gemaakt wordt.
De laatste jaren zijn er wel drukknoppen voor sterkstroom gemaakt, die door veerwerking het contact snel sluiten en snel verbreken, zodat ze lange tijd dienst kunnen doen. Men vindt ze nogal eens in de uitvoering als een in- en een uitschakelknop samen in één omhulsel aangebracht.
2. DOOS- of DRAAISCHAKELAAR
De doosschakelaars worden gebruikt bij installaties voor electrisch licht en voor kracht bij niet te groot vermogen. Buitenshuis en in vochtige ruimten moeten waterdichte schakelaars gebruikt worden, dat zijn gewone schakelaars, die in een ijzeren doos zijn aangebracht: onder het deksel bevindt zich een rubberring voor waterdichte afsluiting.
Behalve de bovengenoemde enkelpolige schakelaars heeft men ook meerpolige doosafsluiters, in de electrische keten de oorspronkelijke spanning aan de condensator overeen (a). De traagheid van de er uit voortvloeiende stroom zit in de zelfinductie van de spoel, die maakt, dat de stroom zich eerst slechts geleidelijk kan ontwikkelen (b), maar daarna lang genoeg doorloopt om de condensator in tegengestelde richting te laden (c). Periodiek gaat hierbij dus electrische energie van de condensator (a en c) in magnetische energie van de stroomspoel (b) over. De weerstand in de keten en de uitstraling van energie in de vorm van electromagnetische golven dempen ten slotte de trillingen. De voortplantingssnelheid der uitgezonden golven blijkt gelijk te zijn aan die van het licht, wat zo op te vatten is, dat het licht ook een electromagnetische golfbeweging is. Een verschil bestaat slechts in de grootte van de golflengte. Terwijl we die met LC-ketens van vele kilometers tot iets kleiner dan 1 mm kunnen maken, is voor het zichtbare licht de golflengte 1000 maal kleiner en bijv. voor de röntgenstralen nog eens 1000 maal kleiner. Toch moet men al deze golven als in wezen gelijksoortig beschouwen en veroorzaakt door electrische trillingen.