zijn toestellen, waarmee men de electrische stroom op bepaalde wijze kan in- en uitschakelen. Ze worden vooral daar gebruikt, waar men door één persoon meerdere gelijktijdige schakelingen wil doen verrichten, vooral als spoedig daarop in een bepaalde volgorde nog weer andere schakelingen moeten worden verricht.
Bij het aanzetten van electrische treinen of trams kan men niet direct de volle spanning op de motoren zetten; de stroom zou dan te groot worden en verwoestend werken (z electromotoren). In deze gevallen bezigt men bijna steeds zo’n controller. Maar ook bij het bedienen van hefmagneten, kranen, liften, reclameverlichtingen enz. worden ze veel gebruikt.
Bij tramwagens bijv. wordt in het begin in de stroomketen weerstand geschakeld, die successievelijk bij het op gang komen van de motor uitgeschakeld wordt. Dit kan men met de hieronder te beschrijven controller op eenvoudige wijze door het telkens verzetten van een kruk of handwiel bewerkstelligen.
Er is een kruk links, en nog een tweede kleinere kruk rechts. Die laatste is bevestigd aan een verticale as van vierkante doorsnede, waarop geïsoleerd contacten zijn aangebracht, die, al naar de stand van die rechtse kruk, al of niet tegen andere, vast en ook geïsoleerd aangebrachte contacten of borstels drukken; daardoor worden de nodige contacten gesloten om de tramwagen vooruit of achteruit te laten rijden. De rechtse kruk wordt dus bij het maken van een gewone tramrit niet gehanteerd; wél de linkse kruk, die de schakelwals beweegt, d.i. een as met daarop aangebrachte sectoren van verschillende lengte, waarop koperen of messing repen worden bevestigd. Deze repen zijn ten dele onderling electrisch verbonden en maken, al naar de stand van de linkse kruk, al of niet contact met een van de op een vaststaande (gewoonlijk ook vierkante) as geïsoleerd aangebrachte borstels.
Van die borstels gaan verbindingsdraden naar een — gewoonlijk afzonderlijk opgestelde — weerstand, naar de magneetwindingen en de borstelpennen van de tractiemotoren, enz., zodanig, dat bij het verzetten van de kruk, bijv. bij het begin van de tramrit, een grote weerstand in de ankerketen van de motor is geschakeld, die bij het verder draaien van de kruk bij het op gang komen van de motoren en dus ook van de tramwagen geleidelijk wordt uitgeschakeld.
Er zijn ook enige asbestschotten, die naar buiten gedraaid staan. Draait men ze terug, dan schuiven ze tussen de linkse borstels (en schakelwalsrepen); zo verhinderen ze dat vonken van de ene borstel of reep naar een hoger of lager geplaatste borstel of reep overspringen, wat anders bij het verbreken van het contact tussen borstel en reep door het bewegen van de kruk licht zou geschieden. Om die vonken zo kort mogelijk te laten bestaan, is er verder in de meeste controllers nog een door de hoofdstroom doorlopen spoel, de zgn. vonkenblaasspoel, die een magnetische flux doet ontstaan, waardoor de vonk wordt uiteengeblazen en dan snel dooft.
De U-vormige dekplaat, die het geheel — behalve bij inspectie en schoonmaak der borstels enz. — aan de voorkant en opzij afsluit. Op schepen en in mijnen moet die afsluiting en ook de invoering van de draden geheel waterdicht zijn om storingen door vocht te voorkomen. De plaat moet echter afneembaar zijn om inspectie, schoonmaak en reparatie mogelijk te maken.
In sommige gevallen, bijv. bij automatische schakelingen, lichtreclames enz. bedient men de controller niet meer met de hand, maar door een electromotor, die dan, op de juiste tijd ingeschakeld, de as van de controller met een zodanige snelheid beweegt, dat in volgorde de nodige verbindingen worden tot stand gebracht. Bij veel gelijktijdige schakelingen en als de stromen heel groot worden (honderden ampère) wordt het bedienen van zo’n schakelwals te zwaar en stapt men dus van de toepassing van zo’n controller af; men bezigt dan andere middelen (hulpstroom, magnetische schakelaars) om hetzelfde doel te bereiken; vaak heeft men dan voor die hulpstroom een kleine controller, die uit de hand of met een electromotor wordt bewogen.
PROF. IR E. J. F.
THIERENS.