(Erinaceus) is de naam van een geslacht uit de familie der Egels (Erinaceidae), behorende tot de orde der Insecteneters (Insectivora). De in Nederland voorkomende Egel (Erinaceus europaeus) is een plomp dier (25-30 cm lang) met korte poten, een tot een slurfje verlengde snuit en een kort staartje.
Opvallend zijn vooral de scherpe geelbruine stekels op de rugzijde, waarom het dier ten onrechte ook wel stekelvarken wordt genoemd (een stekelvarken is een knaagdier). De buikzijde is bedekt met geelbruine haren. Hij is een zoolganger, die zich echter vrij snel kan verplaatsen. Met behulp van sterke huidspieren kan het lichaam bolvormig worden opgerold, waarbij kop en poten worden ingetrokken en de stekels naar alle kanten worden opgezet.De egel bewoont het grootste deel van Eurazië, behalve het uiterste N. In Nederland is hij vrij algemeen, maar het talrijkst op de zandgronden. Hij is een eenzelvig levend schemeringsdier, dat zich bij voorkeur ophoudt in kreupelhout, onder heggen, in parken en in tuinen. Hij is zeer honkvast. In bergland is hij tot 2000 m hoog aangetroffen. Bij het zoeken van voedsel gedraagt hij zich vrij luidruchtig. Zijn gebit bevat knobbelkiezen. Het voedsel is vnl. dierlijk; door het verdelgen van schadelijke insecten is hij zeer nuttig en wordt derhalve sinds 1917 door de wet beschermd. Bekend is zijn ongevoeligheid voor addergif. Indien nodig, kan hij uitstekend zwemmen. Van Nov.-Mrt houdt de egel een winterslaap, waarbij de lichaamstemperatuur kan dalen tot 6 gr. C. Hij brengt deze tijd door in een soort hol, dat geheel met bladeren is gestoffeerd. In een dergelijk hol worden van Mei-Aug. na een draagtijd van 5-6 weken, de 3-7 jongen geboren (1 of 2 worpen per jaar). Deze jongen zijn bij de geboorte reeds in het bezit van kleine witte stekels. De levensduur bedraagt 8-10 jaren.
In Indië leven de verwante rattenegels (Gymnurinae), die geen stekels hebben. Bekend zijn o.a. de grote en kleine spitsratten uit de geslachten Gymnura en Hylomys. De eerstgenoemde hebben een lange, de laatste een korte staart.
DR A. SCHEYGROND
Lit.: K. Herter, Die Biologie der europäischen Igel (Leipzig 1938); M. A. IJsseling en A. Scheygrond, De zoogdieren van Nederland, 1 (Zutfen 1943).