Fries schrijver (Leeuwarden 2 Mrt 1809 - 12 Febr. 1880), weesjongen, leverde het bewijs, dat ook een autodidact, door aanleg en noeste arbeid, tot werk van betekenis kan komen; het zijne heeft bovendien een omvang, die de grootste eerbied wekt. Hij was boekhandelaar en uitgever, daarnaast stadsarchivaris van Leeuwarden (sinds 1838) en publicist.
Zijn romantische geest werd getrokken naar het verleden van Friesland en in een onafzienbare rij van geschriften (in boekvorm, in tijdschriften en kranten) heeft hij de resultaten van zijn onderzoek neergelegd en belangstelling gewekt in brede kring. Aan zijn onvermoeibare werkzaamheid heeft Friesland het behoud van schatten aan voorwerpen, boeken, kaarten en handschriften te danken. Nog altijd vormen zijn handschriftelijke aantekeningen een rijke bron van informatie (aanwezig bij het Friesch Genootschap); waardevol zijn verder vooral zijn biografieën.Bibl. (voornaamste werken): Nieuwe atlas van Friesland (1855); Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden (1845).
Lit.: G. A. Wumkes, Paden, dl II (1934), blz. 299, alwaar verdere lit.