(dr), president van de Tsjechoslowaakse Republiek (Kozlany in Bohemen 28 Mei 1884) was de jongste van zeven kinderen uit een arm boerengezin, dat echter door hard werken der ouders in welstand toenam, zodat hij een gymnasium te Praag kon bezoeken en in 1904 aan de Tsjechische Universiteit aldaar ging studeren in de letteren en filosofie. De leermeester, die de grootste invloed op hem kreeg, was professor Masaryk*, de toekomstige eerste president van Tsjechoslowakije.
In 1905 vertrok hij naar Parijs met de bedoeling hier zijn filologische studies voort te zetten en zich te bekwamen voor een universitaire loopbaan. Zijn neiging tot de politieke en sociale wetenschappen en de noodzaak om door het schrijven van artikelen in Tsjechische kranten en tijdschriften in zijn onderhoud te voorzien, maakten dat hij rechts- en staatswetenschappen en sociologie ging studeren, waarbij de filosofie niet verwaarloosd werd. Hij verbleef een jaar te Parijs, enige maanden te Londen en een jaar te Berlijn, keerde toen naar Frankrijk terug en promoveerde in 1908 te Dijon tot doctor in de rechten en vervolgens in 1909 te Praag tot doctor in de filosofie. Gedurende zijn verblijf in het buitenland had hij diepgaande studie gemaakt van de politieke en sociale toestanden in de voornaamste Europese landen. Filosofisch vormde hij zich in deze en de volgende jaren een overtuiging, die hij zelf critisch realisme noemt en die een synthese bedoelt te zijn van Descartes, Locke, Hume en Kant. Zijn politiek standpunt laat zich omschrijven als een socialistisch, doch geen marxistisch radicalisme, dat in zijn humanitaire en democratische idealen de traditie van de Tsjechische nationale opwekkers, zoals die door Masaryk voortgezet was, trouw blijft. Te Praag werd hij in 1909 leraar in de economie aan de Handelsacademie en in 1912 privaatdocent in de sociologie aan de Tsjechische Universiteit.Toen in 1914 Wereldoorlog I uitbrak, nam Beneë van de aanvang af deel aan de ondergrondse actie, die professor Masaryk begon om de staatkundige onafhankelijkheid der Tsjechen en Slowaken te bereiken, en werd hij Masaryk’s voornaamste medewerker. Nadat Masaryk in Dec. 1914 naar het buitenland vertrokken was, werd BeneiS enige tijd de verbindingsman tussen hem en de geheime organisatie van Tsjechische politici te Praag, de zgn. Maffia. Toen ook voor hem het verblijf thuis te gevaarlijk geworden was, ontkwam hij begin Sept. 1915 met een valse pas naar Zwitserland. Hier trof hij prof. Masaryk; de taak tussen beiden werd nu zo verdeeld, dat Masaryk zich te Londen en BeneS zich te Parijs zou vestigen om propaganda in de geallieerde landen te maken voor de Tsjechoslowaakse zaak en aan te sturen op de vernietiging van het oude Oostenrijk-Hongarije.
Van deze taak heeft Beneë zich met grote bekwaamheid, tact en enorme arbeidskracht gekweten.
Weldra (Febr. 1916) constitueerde zich de Tsjechoslowaakse Nationale Raad met Masaryk als voorzitter en Benes als secretaris. Hij bereikte dat reeds een jaar later (Jan. 1917) de bevrijding der Tsjechoslowaken door de Geallieerden in hun nota aan pres. Wilson onder de oorlogsdoeleinden werd genoemd. In de zomer van 1918 erkenden Frankrijk, Engeland en Amerika officieel het recht der Tsjechoslowaakse natie op onafhankelijkheid, en de Nationale Raad als vertegenwoordiger van deze natie en als basis van de toekomstige Tsjechoslowaakse regering. Een belangrijk deel van de zorg van deze Raad, en dus van het werk van BeneS, bestond in de organisatie van Tsjechoslowaakse legers, waartoe de Geallieerden op den duur de Tsjechische krijgsgevangenen vrijlieten. Op 14 Oct. 1918 constitueerde de Raad zich tot Voorlopige regering van de Tsjechoslowaakse staat, met BeneS als minister van Buitenlandse Zaken.
Deze functie heeft hij in alle volgende Tsjechoslowaakse kabinetten bekleed totdat hij op 18 Dec. 1935 gekozen werd tot president van de Tsjechoslowaakse Republiek als opvolger van Masaryk. Van 1921-1922 is hij bovendien minister-president geweest.
Op de vredesconferentie te Parijs wist hij als leider van de Tsjechoslowaakse delegatie voor Tsjechoslowakije de grenzen te verkrijgen, die het tot 1938 behouden heeft. Het is ook voor een belangrijk deel aan zijn actie toe te schrijven, dat de pogingen tot herstel der Habsburgers op de Hongaarse troon verijdeld werden. Om het Hongaarse revisionistische streven tegen te gaan, bewerkte hij in Aug. 1920 de totstandkoming van de zgn. Kleine Entente tussen Tsjechoslowakije, Joegoslavië en Roemenië. In het algemeen was zijn politiek gericht op consolidatie van de naoorlogse politieke status van Europa. De parallelle in dit opzicht tussen de belangen van Tsjechoslowakije en Frankrijk leidden tot een verdrag van vriendschap en samenwerking met dit land (1924).
Met de Sowjet-Unie wenste hij een normale verhouding; steeds was hij tegenstander van interventie in de tijd van de burgeroorlog ten bate van de Contra-revolutionnairen, hetgeen hem in oppositie bracht tot de rechtse Tsjechische nationalisten. In 1935 heeft hij een verbond met de Sowjet-Unie, die het jaar tevoren lid van de Volkenbond geworden was, bevorderd, gelijk ook Frankrijk er een sloot.
In de Volkenbond heeft Benes een vooraanstaande rol gespeeld, waartoe hij door zijn tact en bekwaamheid en door zijn bijzondere combinatie van optimisme en werkelijkheidszin aangewezen was. Hij had namens Tsjechoslowakije zitting in de Raad van 1923-1927 en opnieuw van 19301933. Hij was een der ontwerpers van het Protocol van Genève van 1924, rapporteur-generaal van de Ontwapeningsconferentie van 1932-1933 en voorzitter van de Vergadering van de Volkenbond in 1935-
De eerste jaren van zijn presidentschap der Tsjechoslowaakse Republiek (1935-1938) waren uiterst moeilijk wegens de groeiende macht van het nationaal-socialistische Duitsland en de verscherping, dientengevolge, van het vraagstuk der Sudeten-Duitsers. Toen Tsjechoslowakije door het Accoord van München (29-30 Sept. 1938) gedwongen werd zijn randgebied aan Duitsland af te staan en daardoor in een afhankelijkheidsverhouding tot Duitsland was gekomen, zag Benes zich genoodzaakt als president af te treden (5 Oct.). Hij begaf zich in ballingschap naar Engeland. Het bericht van de inlijving van Bohemen en Moravië bij het Duitse Rijk (15 Mrt 1939) bereikte hem in Amerika, waar hij als gastprofessor aan de Universiteit van Chicago colleges hield over geschiedenis, heden en toekomst der democratie. Hij protesteerde plechtig tegen de Duitse rechtsschennis bij de Amerikaanse, Engelse, Franse en Sowjetrussische regeringen; aan zijn verzoek de nieuwe toestand niet te erkennen werd gehoor gegeven. Na het uitbreken van Wereldoorlog II in 1939 vormde hij een Voorlopige Tsjechoslowaakse regering te Londen, die op 21 Juli 1940 door de Engelse regering werd erkend en op 18 Juli 1941 met de Sowjet-Unie een bondgenootschap sloot.
Beneë bracht de jaren van Wereldoorlog II grotendeels door op het buiten Aston Abbots bij Londen, vanwaar hij echter verscheiden reizen maakte, o.a. opnieuw naar de V.S. en in 1943 naar de Sowjet-Unie. Hier werd op 12 Dec. 1943 een nieuw verdrag van vriendschap, bondgenootschap en naoorlogse samenwerking tussen Tsjechoslowakije en de Sowjet-Unie gesloten. Toen het Rode Leger bij zijn opmars naar het Westen Slowakije begon te bevrijden, verliet BeneS op 23 Febr. 1945 Londen en reisde via Moskou terug naar zijn vaderland. Begin Apr. vestigde hij de zetel van zijn regering in Slowakije; op 16 Mei deed hij zijn triomfantelijke intocht in Praag. Hier werd hij in Oct. d.a.v. door de Voorlopige Nationale Vergadering als president erkend en begroet. Hij ontvouwde bij deze gelegenheid (28 Oct. 1945) het regeringsprogramma voor de komende tijd, dat o.a. een nieuwe constitutie, een nieuwe regeling van de verhouding tussen Tsjechen en Slowaken, de verdrijving der Duits en Hongaars sprekenden en de nationalisatie van de grote bedrijven inhield.
In de buitenlandse politiek leek het er na de oorlog eerst op alsof Ben es’ ideaal: een Tsjechoslowakije als brug tussen Oosten Westinvervulling zou gaan. Zowel Rusland als de Tsjechoslowaakse communisten schenen deze naoorlogse internationale rol van het land te billijken. De verslechtering van de internationale toestand had echter ten gevolge dat BeneS’ verwachtingen werden beschaamd. Op 25 Febr. 1948 werd hij door een staatsgreep gedwongen het lot van de staat die voor zo’n groot gedeelte zijn schepping was geweest in handen van den communist Gottwald te geven.
PROF. DR TH. J. G. LOCKER
Bibl.: Le problème autrichien et la question tchèque (1908); Détruisez Autriche-Hongrie (1916); Five Years of Czechosiovak foreign policy (1924); My War memoirs (1928) (ook Franse en Duitse vertaling van het werk, waarvan de Tsjechische titel — in vertaling — luidt: De Wereldoorlog en onze Revolutie); Gedanke und Tat, Aus den Schriften des Ed. BeneS (1937); Democracy today and tomorrow (1939).
Lit.: Eduard Benes als Politiker, Sonderabdruck a.d. Prager Presse (1924); Fritz Weil, Das Werden eines Volkes und der Weg eines Mannes (1930); Louis Eisenmann, Un grand Européen. Edouard Benes (1934); Edvard Benes, Filosoof en Staatsman (Tsjechisch) (1937); Bohuslav Smeral, De President-Bouwer (Tsjechisch) (1946); Compton Mackenzie, Dr Beneü (London 1947).