Nederlands dirigent (Wissekerke 26 Febr. 1896), ontving zijn eerste muzikale opleiding (orgel) van zijn vader en studeerde daarna bij Otto Lies te Goes. Zijn verdere opleiding lag eerst in handen van A.
B. A. Verhey en Henri Zagwijn te Rotterdam, later van Albert Roussel en Louis Aubert te Parijs. In 1916 verkreeg hij het diploma voor piano en compositie van de Kon. Ned. Toonkunstenaarsvereniging. Na sinds 1919 in Rotterdam als pianist en koordirigent werkzaam te zijn geweest, werd hij in 1928 benoemd tot tweede en in 1930 tot eerste dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Als gastdirigent leidde hij sedertdien alle Nederlandse orkesten, en ook in het buitenland (o.a. Brussel, Parijs, Wenen, Rome, Madrid en Scandinavië) heeft hij veel gedirigeerd. Voor het Nederlandse muziekleven is Flipse vooral belangrijk door de hardnekkige propaganda die hij voor de muziek van deze tijd en speciaal voor het aandeel der Nederlandse componisten daarin heeft gevoerd. Als componist heeft hij zich vnl. op het gebied van het lied en de koorzang bewogen.