Engels conservatief staatsman (Windlestone, Durham, 12 Juni 1897), studeerde in Eton en Oxford, nam deel aan Wereldoorlog I, zette daarna zijn studie in Oxford voort, maar werd in 1923 in het Lagerhuis gekozen. Tot zijn specifiek terrein koos hij de buitenlandse staatkunde.
Hij was secretaris van Austen Chamberlain en in 1931 werd hij onderstaatssecretaris voor Buitenlandse Zaken. Hij verkeerde veel te Genève. In 1934 werd hij tot Lord Privy Seal en in 1935 tot minister voor Volkenbondszaken (zonder portefeuille) benoemd. De sancties tegen Italië vonden in hem een warm voorstander.In Nov. 1935 trad de nog jonge Eden als minister van Buitenlandse Zaken op. Hoewel een modieus man en een ware „arbiter elegantiarum”, vertegenwoordigde hij een consequent-krachtige politiek tegenover Hitler en Mussolini. Chamberlain’s „appeasement”-politiek kon hij niet meemaken. In Febr. 1938 trad hij uit de regering. In het Lagerhuis schaarde hij zich aan de zijde van de critici van Engelands buitenlands beleid.
Na het uitbreken van Wereldoorlog II nam Chamberlain hem weer als minister van de Dominions in zijn regering op. En toen Churchill Prime minister was geworden, werd Eden eerst minister van Oorlog (Mei 1940) en in Dec. 1940 weer minister van Buitenlandse Zaken. In gezelschap van Churchill nam hij aan menige belangrijke conferentie van de oorlogsleiders deel, het laatst aan die van Potsdam. Bovendien was hij van 1942-’45 leider van het Lagerhuis.
Toen de conservatieven door de verkiezingsnederlaag van Juli 1945 in de oppositie waren geraakt, nam Eden, wiens voorkomen in de loop der jaren zeer is versoberd, trouw deel aan de organisatorische heropbouw en politieke heroriëntatie van de conservatieve partij. Tegenover de nationalisatie-idee van Labour formuleerde hij het nieuwe conservatieve ideaal van een „property-owning democracy”. Hij geldt nu als de belangrijkste man in de conservatieve partij na Churchill.
J. R. EVENHUIS
Bibl.: Days for Decision, 1949.
Lit.: V. G. Lennox, E. (in Foreign Affairs 1938).