is genoemd naar de minister van Buitenlandse Zaken in Argentinië, dr Luis María Drago (Buenos Aires 6 Mei 1859 - 9 Juli 1921), die, in aansluiting op de leer van Calvo, naar aanleiding van de gewapende interventie van Duitsland, Engeland en Italië om Venezuela tot het vervullen van zijn financiële verplichtingen tegenover hun staatsburgers te brengen (eind 1902 en begin 1903), aan de regering van de V.S. liet mededelen, dat dit een gevaarlijk precedent zou vormen voor de veiligheid en de vrede van de Zuid- en Middenamerikaanse staten. Het gewapenderhand terugvorderen van leningen zou, daar dit het bezetten van grondgebied en onderdrukken of vervangen van het landsbestuur met zich mede zou brengen, duidelijk in strijd zijn met de beginselen, herhaaldelijk verkondigd door de naties van Amerika en in het bijzonder neergelegd in de Monroeleer.
De openbare schuld zou geen gewapende interventie kunnen uitlokken en nog minder de daadwerkelijke bezetting van het grondgebied van de Amerikaanse staten door een Europese mogendheid. De toenmalige staatssecretaris van de V.S. ging niet verder op de kwestie in, maar zijn opvolger Elihu Root wist haar, nadat zij in 1906 door de Pan-Amerikaanse Conferentie van Rio de Janeiro bestudeerd was, het volgende jaar op de Tweede Haagse Vredesconferentie ter sprake te brengen. Een voorstel van de leider der delegatie van de V.S. Porter, gesteund door een aantal Zuidamerikaanse staten, daar 18 Oct. 1907 aangenomen, bepaalde, dat voor het invorderen van contractuele openbare schulden aan burgers van vreemde staten, indien zij niet minnelijk langs diplomatieke weg konden worden geregeld, geen wapengeweld zou mogen worden gebruikt, vóórdat een aanbod tot arbitrage, gedaan door de eiser, zou zijn geweigerd of onbeantwoord gelaten, of wanneer, nadat arbitrage heeft plaats gevonden, de staat-schuldenaar in gebreke zou zijn gebleven aan het uitgesproken vonnis te voldoen. Voor deze arbitrage zou de procedure gelijk zijn aan die van hoofdstuk III van het verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen, aangenomen op genoemde vredesconferentie. Bij het vonnis zouden worden vastgesteld de rechtmatigheid en het bedrag van de schuld, de tijd en de wijze van regeling en de waarborg, zo nodig te geven bij elke vertraging in de betaling. Een belangrijk aantal staten heeft dit verdrag, bekend onder de naam Porter-verdrag, geratificeerd (ook Nederland: Stbl. 1910, no 73); enige Zuidamerikaanse staten hebben bij de ondertekening of de ratificatie voorbehouden gemaakt.MR L. V. LEDEBOER
Bibl. van L. M. Drago (behalve de hieronder genoemde werken): Un triunfo del arbitraje (Buenos Aires 1911); El arbitraje de las pesquerías del Atlántico Norte entre la Gran Bretaña y los Estados Unidos de América (Buenos Aires 1911); Discursos y escritos, verz. d. M. J. Drago, 3 dln (Buenos Aires 1938).
Lit.: L. M. Drago, La República Argentina y el caso de Venezuela (Buenos Aires 1903); Idem, Cobro coercitivo de deudas públicas (Buenos Aires 1906); Idem, Les emprunts d’Etat et leurs rapports avec la politique internationale (Paris 1907); H. A. Moulin, La doctrine de Dr. (Paris 1908); A. N. Vivot, La doctrina Dr. (Buenos Aires 1911); W. Spielhagen, Die Dr.Doktrin und die Festsetzungen d. 2ten Haager Friedenskonf. (Kiel 1915); V. Jiménes y Núñez, La doctrina Dr. y la política internacional (Madrid 1927); H. Wipfelder, Die Gewaltanwendung zur Eintreibung öffentl. Staatsschulden. Eine kritische Studie z. Dr.Doktrin u. z. Porterabkommen (Würzburg 1934); I. Fabela, La Doctrina Drago (Mexico, D. F. 1946).