(of Buenos Ayres)
(1), eertijds een zelfstandige vrijstaat, is (sedert 11 Nov. 1859) de meest zuidelijke Argentijnse provincie {z kaart Argentinië).Zich uitstrekkende tussen 330 15' en 410 2' Z.Br. en tussen 56° 41'en 63° 23' W.L. v. Gr., heeft zij een oppervlakte van 307 600 km2 met 4408373 inw. (1947). In het O. grenst de provincie aan de La Plata-monding en de Atlantische Oceaan, in het Z. wordt zij behalve door deze ook begrensd door het territorium Rio Negro met als grensrivier de stroom van dezelfde naam, haar westelijke buren zijn de territoria (gobernaciones) Rio Negro en La Pampa, terwijl zij in het N. begrensd wordt door de Argentijnse provincies Córdoba, Santa Fe en Entre Rios, benevens de rivieren de Parana en de La Plata. De provincie bestaat uit vlakke pampa’s en een menigte lagunen, in het Z.O. verheft zich de lagere Sierra Tandil (450 m), in het Z.W. de hogere Sierra de la Ventana (1300 m).
In het Z.O. aan de kust is de bodem zandig en met duinen bezet. Zij wordt behalve in het Z. door de Rio Negro en de Rio Colorado vooral door de Rio Salado en diens zijrivieren doorstroomd. Het klimaat is gematigd en mild, echter wegens de suestadas (Z.W. stormen) niet altijd aangenaam; gaande van de kust naar het binnenland worden de uitersten scherper.
Economisch is de provincie na het federale district van de hoofdstad het meest belangrijke deel van de Argentijnse republiek. Landbouw, meer in het bijzonder akkerbouw en veeteelt, is het hoofdmiddel van bestaan. Wat de veeteelt betreft staat zij wegens het aantal dieren en het aantal bedrijven aan de spits: 38,4 pct van het totaal aantal runderen, 31,7 pct van de schapen, 43 pct van de varkens en 27,1 pct van het totaal aantal paarden. De provincie heeft de beste landbouwgronden van geheel Argentinië; het zijn meest alluviale sedimenten, door de grote rivieren afgezet toen dit gebied nog door de zee overspoeld werd.
De neerslag is zeer gunstig, zowel wat de hoeveelheid als de verdeling over het jaar betreft (ca 70 regendagen). Tarwe, maïs, alfalfa, lijnzaad, haver, gerst, rogge en zonnebloemen zijn de hoofdgewassen; de opbrengst aan maïs is meer dan 3 millioen ton per jaar, aan tarwe 3 millioen ton en aan alfalfa 1 millioen ton per jaar.
Visvangst begint mede van betekenis te worden; de stad Mar del Plata, waar tevens visconservenfabrieken gevestigd zijn, voorziet de hoofdstad Buenos Aires reeds voor een deel van vis.
De provincie levert verder natuursteen, steenzout en cement. Na het federale district telt de provincie het grootste aantal industriële bedrijven, vooral gevestigd in de omgeving van de hoofdstad. Het provinciale aandeel in de industriële bedrijvigheid van het land bedraagt 34 pct. Genoemd moeten worden cementfabrieken, pctroleumraffinaderijen, maïsdestilleerderijen, rayonfabricatie, metaalbedrijven, vlees- en vleeswarenfabrieken, levensmiddelenfabrieken, aardewerkfabrieken, munitievervaardiging, rubberbanden.
Tot 1880 was de stad Buenos Aires de provinciale hoofdstad, thans La Plata, op 63 km afstand van eerstgenoemde plaats gelegen met ca 300000 inw. De grootste stad van de provincie is echter Avellaneda, vroeger Barracas al sud geheten, met ca 400000 inw., aan de oever van de Riachuelo in de onmiddellijke nabijheid van de landshoofdstad gelegen. Het is de industriestad van de Argentijnse republiek, waar vrijwel iedere tak van bedrijf gevestigd is en in feite deel uitmakend van Groot Buenos Aires. Genoemd moeten ook nog worden Bahia Blanca (122000 inw.), handelscentrum en graanhaven, Lomas de Zamora (110000 inw.), voorstad van Buenos Aires, Quilmes (80000 inw.) eveneens een voorstad van Buenos Aires en een belangrijke fabrieksplaats (textiel, rayon, bier en glas), Mar del Plata (115000 inw.), de badplaats van Argentinië met in de zomer 500000 bezoekers, tevens centrum voor de visserij en marinebasis, Neeochea, de tweede badplaats van het land, de bedevaartplaats Lujan, het vacantieoord Tandil, bekend om zijn steengroeven.
H. A. BOMER
(2), voluit de naam dragende van Ciudad de Nuestra señora de Buenos Aires (Stad van O.L.V. der Goede Luchten), is sinds 1862 de hoofdstad van de Argentijnse republiek en was tot 1880 ook de hoofdstad van de provincie Buenos Aires. Zij ligt op 340 36' 21" Z.Br. en 58° 21' 33" W.L. v. Gr., op de 5 à 8 m hoge, vrij steile oever van de mond van de La Plata, die hier 45 km breed is, op een afstand van 275 km van de open Oceaan. Het klimaat van de stad is, haar naam ten spijt, niet gezond te noemen, vooral niet tijdens het heersen van de Z.W. stormen (suestadas).
De gemiddelde jaarlijkse temperatuur bedraagt er 17 gr. C., de jaarlijkse regenval 846 mm. Cholera en gele koorts hebben er vroeger herhaaldelijk verwoestingen aangericht.
De stad (het federale bondsdistrict) beslaat een oppervlakte van 185 km2 (met inbegrip van de wateren 192 km2); zij telt 3000371 inw. (1947) en is de grootste stad van het Zuidamerikaanse continent en tevens een van de grootste steden ter wereld.
Buenos Aires werd in 1536 door don Pedro de Mendoza gesticht, vier jaar later door de Indianen verwoest, door Cabeza de Vacca hersteld, doch ook weder verlaten. In 1580 (don Juan de Garay) begon zij zich opnieuw te verheffen en ontwikkelde zich voorspoedig. Reeds in 1620 kwam er een bisschop, in 1700 telde zij reeds 17 000 inw. en in 1776 werd zij de hoofdstad van het onderkoninkrijk La Plata, dat toen Bolivia, Paraguay, Uruguay en de latere Argentijnse republiek omvatte. Twee jaar later werd er de handel vrij verklaard.
In 1806 werd de stad door de Engelsen ingenomen, doch dezen moesten haar weer spoedig ontruimen. In 1810 brak hier de opstand uit, die eindigde met de afscheiding van het land van Spanje. Sedertdien is de geschiedenis van de stad samengevlochten met die van de Argentijnse republiek. Alleen in de periode van 1852-1860, de tijd van de Secessie, was zij de hoofdstad van de onafhankelijke staat Buenos Aires („Estado independiente de Buenos Ayres”).
In 1880 werd zij als hoofdstad van de republiek van de gelijknamige provincie afgescheiden.
Buenos Aires is het economische, staatkundige en intellectuele centrum van het land, het hart en het hoofd van de republiek. Door haar ligging aan een estuarium van enorme afmetingen, door grote rivieren verbonden met een uitgestrekt en waardevol achterland, de plaats waar de spoorwegen, die uit het binnenland naar de kust leiden, convergeren, is de stad het natuurlijke middelpunt van de handel voor het zuidelijk deel van Latijns Amerika. Het gehele overzeese personenvervoer en meer dan 70 pct van de Argentijnse invoer heeft plaats over de haven van Buenos Aires; wat de uitvoer naar hoeveelheid betreft kan Rosario zich met de hoofdstad meten, echter niet naar de waarde. Om het steeds toenemende vervoer te kunnen verwerken werden de haveninrichtingen voortdurend verbeterd en uitgebreid; een nadeel is dat steeds verzanding dreigt.
De stad is niet alleen verzamelhaven voor de afscheep van Argentijnse voortbrengselen en distributiecentrum voor de aangevoerde buitenlandse producten, maar tevens ook het verspreidingscentrum voor de producten van de inheemse industrie, die zich immers voor het overgrote deel in de stad zelf of in de onmiddellijke omgeving heeft gevestigd. Naast industrieel centrum is Buenos Aires, door het zeer grote inwonertal, het grootste consumptiegebied van het gehele land, mede doordat er een hogere levensstandaard heerst.
Deze opbloei werd in de vijftiger jaren van de vorige eeuw met de aanleg van de spoorwegen en het verbeteren van de havenaccommodatie ingeluid. Allengs ging deze voorspoed zich in het stadsbeeld aftekenen, zodat sedert het begin van deze eeuw de stad geleidelijk werd herbouwd. Naar het rechthoekig voorbeeld van de Noordamerikaanse steden werden ruime straten en pleinen aangelegd, evenals parken, terwijl de welvaart haar uitdrukking vond in monumentale gebouwen zoals hotels, theaters, stations en zetels van particuliere ondernemingen en openbare diensten.
Naast deze moeten nog genoemd worden de kathedraal, gelijkende op de Parijse Madeleine, met welker bouw in 1621 door de Jezuïeten een aanvang werd gemaakt, het Cabildo daterende van 1711 en thans een nationaal monument, het oude Congresgebouw waar de staatsarchieven berusten, de munt gebouwd in 1881, de universiteit (vroeger een Jezuïeten-college), verschillende kerken en kloosters.
Op onderwijsgebied bevinden er zich de in 1821 gestichte universiteit, een der beste van Zuid-Amerika, met ruim 22 000 studenten en een grote bibliotheek, een kunstacademie en talloze andere inrichtingen van onderwijs. Op wetenschappelijk gebied vindt men er verder nog een meteorologisch observatorium, een bacteriologisch instituut, een instituut-Pasteur, een sterrenwacht, een nationale en een stedelijke bibliotheek, de bibliotheek San Christobal, een museum voor natuurlijke historie en een botanische en een zoölogische tuin.
De verkeersmiddelen in de stad bestaan uit ondergrondse spoorwegen, vijf in getal, die het westelijk deel met het centrum verbinden, electrische trams, autobussen en zgn. colectivos (kleine autobussen voor ten hoogste 10 personen). Trein, tram en bus onderhouden het verkeer met de onmiddellijke omgeving, zoals met de voorsteden Avellaneda, Belgrano, Flores, Hurlingham, Lomas, Olivos, Quilmes, San Isidoro, Temperley en Tigre. Voor grotere afstanden maakt men gebruik van trein en bus. Busdiensten verbinden o.a. de hoofdstad met plaatsen als La Plata en Mar del Plata.
Voor de zeer grote afstanden zijn trein en vliegtuig de aangewezen middelen van verkeer. Spoorweg, schip en vliegtuig onderhouden de verbinding van Buenos Aires met de andere Zuidamerikaanse staten.
H. A. BOMER.