Gr.: δϱἀγμα, drachma = een handvol (nl. ijzeren staafjes van een bepaald gewicht), benaming voor een Oudgrieks gewicht en een Oudgriekse munt (goud, zilver en koper). De waarde was in verschillende streken verschillend.
Het bekendst zijn de Æginetische drachme (6,06 g, waarde ca 55 cent), de Euboeïsche drachme (door Solon in Attika ingevoerd en sindsdien ook Attische drachme genoemd; 4,36 g, waarde ca 45 cent) en de Phoenicisch-Rhodische drachme (3,64 g). De laatste was na Alexander de Grote ook in Egypte gebruikelijk. Daarnaast is nog de Alexander-drachme (waarde = Attische drachme) bekend. De drachme was 1/6000 talent en 1/100 mine. Men kende ook didrachmen of staters (= 2 drachmen), tridrachmen (= 3 drachmen) en tetradrachmen (= 4 drachmen). De laatste golden sinds keizer Tiberius in Egypte (als gelijkwaardig aan een denarius); het zilver was toen echter sterk met ander metaal gemengd.De tegenwoordige drachme is verdeeld in 100 lepta en was oorspronkelijk in goudwaarde gelijk aan de Goudfranc (zie Latijnse munt-unie). Reeds lang voor Wereldoorlog I echter was alleen sterk gedeprecieerd papiergeld in omloop. In 1928 werd de drachme gestabiliseerd op 1/15 van de oude goudwaarde. Tijdens de Duitse bezetting in Wereldoorlog II en vervolgens na de bevrijding heeft in Griekenland een ongebreidelde inflatie plaats gehad, zodat de waarde der munteenheid thans ca 1/50.000 tot 1/100.000 van de oorspronkelijke is.