Wanneer een kind bij zijn geboorte doof is of wanneer het doof wordt, voordat het heeft leren spreken, blijft het stom. Een dergelijk kind noemt men doofstom.
Ook wanneer bij de geboorte of op jeugdige leeftijd het gehoor niet scherp genoeg is, bootst het kind de spraakklanken niet op voldoende wijze na, daar het ze niet duidelijk genoeg kan waarnemen. Het ondervindt derhalve het grote nut van het spreken niet, daar het anderen niet verstaat en zelf niet verstaan wordt, en blijft stom. Ook zulke kinderen behoren tot de doofstommen. Zelfs wanneer kinderen reeds hebben leren spreken en zij door een ziekte of door een ongeluk doof worden, laten zij weldra het spreken na. Zij kunnen het zelf gesprokene niet meer door het gehoor controleren; beginnen, aangezien hun spraak nog niet voldoende bevestigd is, onduidelijk te spreken, worden daarom somtijds uitgelachen en houden dan met spreken op. Van verschillende oorzaken (ontwikkeling, gevoeligheid, omgeving enz.) hangt het af, op welke leeftijd een doof geworden kind zijn spraak nog verliest. Men mag evenwel aannemen, dat, als de puberteitsjaren reeds bereikt zijn, het verlies van het gehoor het verlies van de spraak niet meer met zich sleept. Het is zeer moeilijk uit te maken, welke de verhouding is tussen de „aangeboren” en de „verkregen” doofstomheid. De meeste ouders weten niet en kunnen niet weten of hun kind reeds bij de geboorte doof was, daar de doofheid evengoed kan zijn ontstaan in het eerste levensjaar, voordat het kind kon leren spreken. Betrouwbare onderzoekingen wijzen er op, dat verkregen doofstomheid vaker voorkomt dan aangeboren. Het is een eigenaardig verschijnsel dat er in alle landen meer mannelijke doofstommen zijn dan vrouwelijke.Als oorzaken van de doofstomheid komen vooral in aanmerking:
1. erfelijkheid, vooral bij bloedverwantschap van de ouders;
2. infectieziekten zoals roodvonk;
3. verschillende ziekten, vooral hersenziekten (meningitis, lues, encephalitis);
4. verwondingen of kneuzingen aan het hoofd door een slag, een val, overrijding enz.;
5. Rubeola (rode hond) van de moeder gedurende de zwangerschap.
Aangezien de doofstommen van een der voornaamste zintuigen verstoken zijn, blijft hun ontwikkeling ver ten achter bij die van horende kinderen. Voordat zij onderwijs genoten hebben, is een zeer gebrekkige gebarentaal het enige middel, dat zij bezitten, om hun gedachten te uiten. Het verklarend woord bij alles, wat zij waarnemen, ontgaat hun. Het belangrijkste instrument voor de ontwikkeling van de geest missen zij. Eeuwen lang was dan ook hun lot allerdroevigst. Zij werden beschouwd als idioten, als van de duivel bezetenen en nog zeer lang na de geboorte van Christus werden zij buiten de gemeenschap van de kerk gesloten. Toch waren er voor en na mannen, die inzagen, dat de stomheid eenvoudig een gevolg was van de doofheid, mannen, die de geest van de doofstomme wel voor ontwikkeling vatbaar achtten. Het bleef evenwel tot het begin van de 17de eeuw bij enkele proefnemingen (zie doofstommenonderwijs).
PROF. DR F. G. EEMAN