Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tirso de molina

betekenis & definitie

pseud. van Gabriel Téllez, Spaans dramaturg (Madrid 1584?Soria 12 Mrt 1648), bastaardzoon van de hertog van Osuna(?), studeerde theologie te Alcala de Henares,trad toe tot de Orde de la Merced (1601), verbleef van 1616-1618 op Santo Domingo en woonde gewoonlijk te Madrid of te Toledo.

In zijn orde werden hem hoge functies opgedragen: in 1632 werd hij haar kroniekschrijver en „definidor” van Castilië. In 1606 trad hij voor het eerst als dramatisch auteur op. Hij verklaarde een leerling te zijn van Lope de Vega. Zinspelingen in zijn comedia’s op bekende politieke personen bezorgden hem veel onaangenaamheden: hij werd aangeklaagd bij de Consejo de Castilla die hem berispte (1625). Tirso moest Madrid verlaten, maar staakte het schrijven van comedia’s niet. Volgens zijn eigen bewering heeft hij er 300 gedicht, slechts een 50 zijn er bewaard gebleven.

Zijn dramatische werken, 1627-1636 in 5 dln uitgegeven, kunnen verdeeld worden in: godsdienstige stukken, historische stukken, zedenstukken en comedia’s waarvan het onderwerp ontleend is aan een novelle. El condenado por desconfiado, een van de belangrijkste theologische drama’s van de wereldliteratuur, is aan Tirso toegeschreven, volgens sommigen ten onrechte. Het behandelt het conflict tussen de vrije wil en de predestinatie. Van de historische stukken is La Prudencia en la mujer, dat betrekking heeft op de minderjarigheid van Ferdinand IV, en waarin koningin dona Maria de Molina, de moeder van de jonge koning, de hoofdpersoon is, het beste historische drama van de gehele klassieke Spaanse literatuur. Marta la piadosa is een van de beste karakterstukken. Een goed voorbeeld van een intrige-comedie is Don Gil de las Calzas Verdes, dat in heel Europa door vertalingen bekend geworden is.

Het oeuvre van Tirso onderscheidt zich door zeer resolute, onverschrokken en schrandere vrouwengestalten, tegenover welke steeds schuchtere mannen worden geplaatst. In dit verband dient vooral genoemd te worden El vergonzoso en Palacio. El burlador de Sevilla y convidado de piedra is het eerste dramatische werk waarin de figuur van de vrouwenverleider Don Juan optreedt. De oudste bekende uitgave is die van Barcelona (1630). De Spaanse oorsprong van de figuur staat thans wel vast.

Men stelt een en ander voor als een Sevillaanse traditie, maar enig bewijs heeft men er niet voor. Van de „burlador” en de stenen gast zijn echter de literaire voorbeelden aan te wijzen. Ondanks enkele prachtige passages en de creatie van het type van de held, is El burlador de Sevilla, wat de bouw betreft, niet een van Tirso’s beste drama’s. De verdienste de gestalte van Don Juan aan de wereldliteratuur te hebben geschonken is evenwel niet gering. Het succes van het stuk was enorm, zowel in als buiten Spanje. Antonio de Zamora liet Don Juan in de 18de eeuw optreden, en José Zorrilla gaf in 1844 zijn Don Juan Tenorio, dat nog altijd in de eerste dagen van Nov. in Spanje wordt opgevoerd. Buiten Spanje is het in Frankrijk (door Molière), in Engeland (door Byron) en in Italië (door Goldoni) bewerkt, waar Don Juan bleef leven.

Behalve zijn dramatische werken schreef Tirso een nog steeds onuitgegeven geschiedenis van zijn orde, de Historia de la Merced. Het eerste boek van hem dat gedrukt werd, is het eerste (en enige ooit verschenen) deel van de Cigarrales de Toledo (1624), een verzameling van verhalen, comedia’s en lyrische gedichten. Een tweede verzameling, getiteld Deleitar aprovechando (1635), bevat drie vrome verhalen (La patrona de las musas, Los triunfos de la verdad en El bandolero) en enkele autos sacramentales, waarvan er een, El colmenero divino, de beste proeve van de auteur is in dit genre.

PROF. DR C. F. A. VAN DAM

Bibl. (teksten): Comedias escogidas, ed. J. E. Hartzenbusch (Madrid 1848) in de Bib. de Aut. Esp., t. V; Comedias, ed. E. Gotarelo y Mori, 2 dln (Madrid 1906-1907), in de Nueva Bib. de Aut. Esp., t. 4 en 9, m. ini., Obras I (El vergonzoso en palacio, y El burlador de Sevilla), ed. A. Castro (2de dr., Madrid 1922), in de reeks „Clésicos Castell.”, t. 2, m. inl.

Lit.: P. Munoz Peha, El teatro del maestro T. de M.: Estudio crit-.lit. (Valladolid 1889), M. Menéndez y Pelayo, T. de M, in Est de erft. lit. t. II (Madrid 1895), blz. 131-198; R. Menéndez Pidal, El condenado por desconfiado (Madrid 1902); B. de los Rfos de Lampérez, in Del siglo de oro (Madrid 1910). blz. 1— 112 en 229-275.

< >