ook dondersteen, grommelsteen of duivelsvinger, noemt het volk de rostra van belemnieten uit het diluvium, in vuursteen versteende zeeëgels of praehistorische stenen werktuigen (beitels), meestal uit het neolithicum, die in de grond worden gevonden. Het volksgeloof wil (in Nederland vooral in Twente), dat deze voorwerpen in de bliksemstraal uit de hemel worden geslingerd en diep in de aarde doordringen; elk jaar komen ze hoger, totdat ze na zeven jaar de oppervlakte hebben bereikt.
Men schrijft er genezende en demonenafwerende krachten aan toe en gelooft, dat ze tegen blikseminslag beschermen. Zowel de Grieken en Romeinen als de Indianen en de Germaanse volken kenden of kennen dit volksgeloof.Lit.: C. Blinkenberg, The thunderweapon in religion and folklore (Cambridge, Archeological and ethnological series, 1911); K. Olbrich, Donnerkeil (in: Bächtold-Stäubli, Handwörterbuch des deutschen Aberglaubens, II (Berlin u. Leipzig 1929-1930), kol. 325-331; J. J. van Deinse, Uit het land van katoen en heide, 2de dr. (Enschede 1925), blz. 102-107.