Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DONATISTEN

betekenis & definitie

ook Agonistieken (d.w.z. strijders, nl. voor Christus) genoemd, heetten de aanhangers van een sekte, die zich in de 4de eeuw in Noord-Afrika van de kerk afscheidde, omdat zij de strengste kerkelijke tucht, volkomen zedelijke reinheid (vooral van de geestelijkheid) en tevens bereidheid tot het martelaarschap eisten. Toen in 311 Caecilianus, reeds gehaat bij de rigoristen, bisschop van Carthago werd en in strijd met het gebruik niet van de primaat van Numidië de wijding ontving, maar van bisschop Felix van Apfunga die onder de verdenking stond eertijds de heilige boeken aan de heidense overheid te hebben „uitgeleverd”, scheidde zich deze partij af.

Zij benoemde eerst Majorinus en, na diens dood (313), Donatus de Grote tot bisschop van Carthago. Hij was met zijn vriend, eveneens Donatus geheten en bisschop van Casae Nigrae in Numidië, het hoofd der partij, waarvan de aanhangers naar hem Donatisten werden genoemd. Van Carthago uit verbreidde zich het schisma over geheel Noord-Afrika. Keizer Constantijn de Grote liet de zaak door bisschop Melchiades onderzoeken, die Caecilianus vrij sprak en Donatus afzette. Deze uitspraak werd bevestigd door een synode te Arles (314) en evenzo door Constantijn zelf, toen hij (316) door een beroep van Donatus tot een persoonlijke beslissing genoopt werd. De strenge maatregelen van Constantijn hadden slechts tot resultaat, dat er onder de vervolgden een revolutionnaire beweging ontstond. De heftigsten, de fanatici, verenigden zich nl. met de ontevreden boeren en trokken, kerkelijke en sociale eisen samenvoegend — Circumcellionen (van cella = boerenhut) of Agonistieken (strijders), ook Campitae (van campus = veld) geheten — zonder vaste woonplaats door het land rond. Zij vernielden „katholieke” kerken en predikten vrijheid en broederschap. Opnieuw werd met kracht van wapenen tegen hen opgetreden en werd in 345 door Taurinus de rust althans uiterlijk hersteld.Het schisma bleef bestaan en nog herhaaldelijk vaardigden keizers scherpe edicten tegen de Donatisten uit. Hun felste tegenstander was Optatus van Mileve. Ook Augustinus heeft hen bestreden. In 411 vond te Carthago een groot dispuut plaats in tegenwoordigheid van 286 katholieke en 279 agonistieke bisschoppen. De keizerlijke commissaris besliste ten gunste van de Katholieken. In 414 werden nu aan de Donatisten alle burgerlijke rechten ontnomen en in 415 zelfs het recht om godsdienstige bijeenkomsten te houden. Echter konden zelfs de hevigste vervolgingen de sekte niet uitroeien. Nog in 600 bestond zij, totdat de Vandalen en Arabieren de Noordafrikaanse kerk geheel te gronde deden gaan.

Lit.: Optatus van Mileve in: Migne, Patrologia Latina, XXVI; D. Völter, Der Ursprung des Donatismus (Freiburg 1883); L. Duchesne, Le dossier du D. (Mélanges d’arch. et d’hist., 1890); W. Thümmel, Zur Beurteilung des D. (Halle 1893); H. v. Soden, Urkunden und Entstehungsgesch. des D. (1913); P. Monceaux, Hist. litt. de l’Afrique chrétienne, IV, VI (Paris 1913, 1923); E. Buonaiuti, Il crist. nell’ Africa romana (Bari 1928).

< >