was reeds als aartsdiaken naast zijn bisschop, Mensurius, een der hoofdaanvoerders van de kerkelijke strijd in Afrika ten tijde van Constantijn de Grote. Toen Caecilianus nu, bij de tot overgrote verering der martelaren geneigde gemeenteleden gehaat, in 311 te Carthago tot bisschop gekozen en niet door Secundus, de primas van Numidië, maar door de bisschop Felix van Aptunga gewijd werd, verzetten zich een aantal dweepzieke tegenstanders, enkele priesters en 70 Numidische bisschoppen tegen de wijding, omdat Felix onder verdenking stond de heilige Schriften te hebben uitgeleverd en derhalve de wijding aan Caecilianus volgens hen ongeldig was.
Zij kozen nu Majorinus, en na diens dood (315) Donatus de Grote tot bisschop van Carthago. (z Donatisten). Op het Lateraans concilie van 313 werd Caecilianus erkend en Donatus verworpen, evenzo in 314 te Arles en bij een bespreking te Milaan in 316 in tegenwoordigheid van keizer Constantijn. Caecilianus overleed omstreeks 345.Lit.: P. Monceaux, Hist. Litt. de l’Afrique chrétienne IV-VII (Paris 1912-1923); H. Leclercq, L’Afrique chrétienne (Paris 1901).