Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DINOSAURIËRS

betekenis & definitie

(Grieks: δεινός, deinos = schrik aanjagend, σαῦϱος, sauros = hagedis) is een naam, waarmede men een aantal (ten dele zeer grote) uitgestorven reptielen aanduidt. Oorspronkelijk vatte men deze reptielen samen in één groep, waaraan men de naam Dinosauria gaf.

Later bleek echter, dat op grond van de vorm van het bekken twee duidelijk gescheiden groepen (Saurischia en Ornithischia) moesten worden onderscheiden. De naam Dinosauria bleef echter in gebruik om de vertegenwoordigers van beide groepen aan te duiden, waarbij men dan in het bijzonder denkt aan de zeer grote vormen.Bij de Saurischia heeft het bekken dezelfde vorm als bij de andere reptielen; het schaambeen is naar voren gericht en maakt een duidelijke hoek met het zitbeen. Bij de Ornithischia is het schaambeen naar achteren gericht en loopt evenwijdig aan het zitbeen, evenals bij de vogels; een naar voren gericht uitsteeksel van het schaambeen ligt ongeveer in het verlengde van het zitbeen.

Het naar achteren gerichte schaambeen kan niet worden beschouwd als een aanpassing aan een rechtopgaande houding, zoals die onder de Ornithischia bij Iguanodon en ook bij de vogels voorkomt, daar andere tweebenige reptielen en ook de tweebenige zoogdieren een normaal naar voren gericht schaambeen bezitten. Het achterwaarts gerichte schaambeen van de Ornithischia wijst op een werkelijke verwantschap tussen deze groep en de vogels.

De Dinosauria waren land- en moerasbewoners. Zowel bij de Saurischia als bij de Ornithischia treffen wij vormen aan, die een opgerichte gang hadden. Later zijn uit deze tweebenige vormen weer viervoetige dieren ontstaan. De huid was naakt of gepantserd.

Tot de Saurischia behoren vormen, die zeer sterk in grootte uiteenlopen. Compsognathus was slechts 70 cm lang, terwijl Diplodocus een lengte van 22 m bereikte. Tyrannosaurus was een groot roofdier, dat op het einde van het Boven-Krijt in Noord-Amerika (Montana, Wyoming) voorkwam. Het liep op de zeer krachtige achterpoten; de voorpoten waren zeer klein. De lengte van de snuit tot de staartpunt bedroeg 10 m, de hoogte 5 m. Brontosaurus (18 m lang) en Diplodocus (22 m lang) waren viervoetige dieren die in de moerassen van het westelijk gedeelte van Noord-Amerika leefden. Brontosaurus leefde in het begin van de Krijt-periode, Diplodocus ook al in het laatste gedeelte van de Jura-periode. Zij hadden een naar verhouding kleine kop, een lange hals, een korte gedrongen romp en een lange staart. Het gewicht van een Brontosaurus wordt geschat op 37.000 kg. Te oordelen naar het zwak ontwikkelde gebit voedden deze dieren zich met algen. Brachiosaurus, waarvan overblijfselen zijn gevonden in Oost-Afrika, werd waarschijnlijk nog veel groter; het opperarmbeen van Brachiosaurus brancoi is 2,10 m lang, dat van Diplodocus slechts 95 cm. Deze dieren waren de grootste landdieren, die ooit op de aarde leefden.

Van de Ornithischia zijn vooral Iguanodon, Stegosaurus en Triceratops bekend. Iguanodon leefde aan het begin van de Krijt-periode (in de zgn. Wealden). De overblijfselen zijn gevonden in het Z.O. van Engeland (o.a. op het eiland Wight), in België en in Hannover. Beroemd is de Belgische vindplaats Bernissart bij Bergen, waar in 1873 niet minder dan 29 vrijwel complete geraamten van deze imposante dieren werden gevonden, die thans in het Museum voor Natuurlijke Historie te Brussel zijn tentoongesteld. Er waren verschillende soorten van Iguanodon: de bekendste zijn I. mantelli, die van de snuit tot de punt van de staart ca 5½ m lang was en vooral de veel grotere en zwaarder gebouwde I. bernissartenis, die een lengte van bijna 10 m bereikte. Iguanodon had een opgerichte houding; de grootste soort was daardoor 4-5 m hoog. In rusttoestand steunde het dier, evenals een kangoeroe op de zeer sterke, lange staart; bij het lopen werd de staart echter opgeheven en raakten alleen de lange, buitengewoon krachtige achterpoten de grond. Het dier had 5 vingers, waarvan de duim tot een sterke, onbuigbare, scherpe spoor was vervormd, wat waarschijnlijk een geducht wapen was tegen aanvallers. De Iguanodon zelf was waarschijnlijk een vreedzaam dier. Het eigenaardige gebit wijst er op, dat hij van plantaardig voedsel leefde.

Van Stegosaurus zijn de overblijfselen in de Boven-Jura van Colorado gevonden. Stegosaurus was een reusachtige, plomp gebouwde landbewoner, die van planten leefde en een vreedzaam bestaan moet hebben geleid. Tegen aanvallen van vijanden was hij beschermd door pantserplaten in de huid en door een kam van rechtopstaande, geweldige puntige beenplaten, die met een hoornlaag overtrokken waren, over de gehele lengte van de hooggewelfde rug. De grootste van deze platen (in de lendenstreek) waren meer dan 70 cm hoog en 10 cm dik. Bovendien had het dier op de staart nog 4 paar zeer lange, stevige stekels staan, die het als afweermiddel kon gebruiken.

Triceratops is een plomp zwaar dier, dat een lengte van 7½ m kon bereiken bij een rughoogte van 3 m en dat vooral merkwaardig is door de eigenaardige vorm van de kop. In tegenstelling met vele andere Dinosauria had Triceratops in verhouding tot het lichaam een grote kop, doch deze bestond grotendeels uit zware beenderen en het volume der hersenholte was even klein als dat bij die andere kolossen. De kop droeg 3 horens (vandaar de naam), twee boven de ogen en één op de neus. Een verdere eigenaardigheid van de schedel is het grote pantserschild, dat van de slaap- en wandbeenderen uitgaat en de nek beschermde. Ook op andere plaatsen was het lichaam door pantserplaten in de huid en door hoornstekels beschermd. De snuit was van voren snavelvormig, maar achter in de bek had het dier tanden; deze wijzen er op, dat het van plantaardig voedsel leefde. De zware poten waren van hoeven voorzien; de voorpoot had vier tenen, de achterpoot drie. De verschillende soorten van Triceratops hebben alleen in Noord-Amerika (Montana, Wyoming, Colorado, Dakota) geleefd aan het eind van de Krijtperiode.

Merkwaardig is de geringe ontwikkeling van de hersenen bij deze zeer grote dieren. Bij Stegosaurus, die een olifant in grootte verre overtreft, is het volume van de hersenen nog niet het twintigste deel van dat bij een olifant; in vele gevallen is het gedeelte van het ruggemerg, waaruit de zenuwen voor de krachtig ontwikkelde achterpoten ontspringen, veel sterker ontwikkeld. Bij Stegosaurus is dit gedeelte van het ruggemerg tien maal zo groot als de hersenen.

DR L. D. BRONGERSMA

Lit.: O. Kuhn, Die fossilen Reptilien (Berlin 1937); W. E. Swinton, The Dinosaurs (London 1934).

< >