graaf, Italiaans staatsman (Mordano 4 Juni 1895), leidde na Wereldoorlog I de fascistische beweging in Noord-Italië en werd in 1921 lid van de Kamer van Afgevaardigden. In 1922 nam hij deel aan de Mars naar Rome als chef van de staf van het „Quadrumvirato”.
In 1924 werd hij onderstaatssecretaris van Binnenlandse Zaken, het jaar daarop van Buitenlandse Zaken. Van 1929-1932 was hij minister van Buitenlandse Zaken. Veelvuldig vertegenwoordigde hij zijn land op internationale conferenties en in de Volkenbondsraad. In het Volkenbondsmilieu voelde hij zich blijkbaar zo thuis, dat hij de bijnaam kreeg van „League-faced fascist”.
Na zijn aftreden als minister (1932) werd hij ambassadeur te Londen; hier voerde hij o.a. de moeilijke onderhandelingen met Engeland ten tijde van het Italiaans-Abessinische conflict (1935-1936). Mussolini riep hem in 1939 terug en belastte hem met de portefeuille van Justitie. Tevens werd hij voorzitter van de Kamer der Fasces en der Corporaties.Het verloop van Wereldoorlog II bracht hem na enige jaren tot de overtuiging, dat een overwinning der As-mogendheden niet meer mogelijk was en dat Italië’s enige kans op redding bestond in een wijziging van het regime. In de zitting van de Grote Fascistische Raad van 24-25 Juni 1943 diende hij een daartoe strekkende motie in, die na een felle en bewogen discussie met 19 tegen 7 stemmen en i onthouding werd aangenomen. Hierop volgde Mussolini’s aftreden en arrestatie. Na de bevrijding van de Duce werd Grandi in 1944 door een republikeins-fascistische krijgsraad te Verona bij verstek ter dood veroordeeld.
Hij vluchtte naar Portugal en later naar Zuid-Amerika. In 1948 keerde hij terug naar Italië, nadat hij in Dec. 1947 door een „zuiveringshof” was vrijgesproken.