Volgens H. Spencer is een organisme verder voortgeschreden op de weg van de evolutie, en dus meer volmaakt, naarmate het een hogere graad van differentiatie en integratie bereikt heeft.
Deze voor het biologische organisme geldende regel is volgens hem ook toepasselijk op de samenleving, zodat sociale evolutie zou bestaan in het proces van sociale differentiatie en integratie, in de overgang van een staat van onbepaalde, onsamenhangende homogeniteit tot bepaalde, samenhangende heterogeniteit. Een mening, gebaseerd op de organische opvatting van de maatschappij, en op het geloof dat evolutie gelijk is met vooruitgang, en het bereiken van een meer volmaakte faze betekent. Deze analogie tussen biologisch organisme en maatschappij is echter niet geoorloofd, en evolutie kan niet als vooruitgang gezien worden. Terecht is er op gewezen, dat deze ontwikkeling de individu in tegenovergestelde richting dwingt: die van grotere begrenzing, eenzijdigheid, specialisering; van een drager van veelzijdige cultuur wordt hij tot een gespecialiseerde functie van de maatschappij; wat regressie is.Toch is het oordeel dat maatschappelijke ontwikkeling met groeiende differentiatie gepaard gaat, juist. Ontwikkeling, evolutie, is het opkomen van gevarieerde uit eenvoudige vormen, toenemende samengesteldheid. Dit behoeft allerminst te betekenen: vooruitgang, het bereiken van een hoger stadium in cultuur, in maatschappelijke organisatie, in menselijk geluk. Voortgaande differentiatie kan het leven steeds meer eenzijdig en ingewikkeld maken, minder ruimte laten aan de persoonlijkheid, de samenleving ontbinden en onbeheersbaar maken.
De primitieve samenleving is nauwelijks gedifferentieerd. De groei van de bevolking en de uitvinding en toepassing van technieken leiden tot verdeling van arbeid en specialisering, en dus tot differentiatie. De ontwikkelde samenleving kent een menigvuldigheid van organisaties, van vormen van bedrijfsleven en samenleving, van belangen, wensen en doelstellingen, van middelen om behoeften en wensen te bevredigen en te prikkelen, van mogelijkheden, meningen, overtuigingen, bewegingen, partijen en van contrôles.
Differentiatie van geest en maatschappelijk leven gaan samen. Het denken specialiseert en differentieert zichzelf, en leidt tot differentiatie van technieken en practijk. Omgekeerd dwingt de maatschappelijke ontwikkeling (bevolkingsgroei, concurrentie, de noodzaak oplossingen te vinden in verschillende situaties) het denken tot verdere differentiatie. Zo vindt er, in wisselwerking en interdependentie tussen verschillende factoren, overal differentiatie plaats. Speciale wetenschappen ontwikkelen zich uit algemene, kerkgenootschappen en secten uit een algemene kerk, verschillende gespecialiseerde kunsten uit een algemene kunstvaardigheid, een veelheid van meningen en overtuigingen uit algemeen geldende waarheden en maatstaven. In de techniek leidt specialisatie van werktuig en machine, in het bedrijfsleven arbeidsdeling tot voortgaande differentiatie. In administratie en contrôle, in de bureaucratie, treedt, met het omvattender en ingewikkelder worden van het object, verdere differentiatie op. Hetzelfde geschiedt in andere vormen van samenleving en organisatie.
Wanneer tegenover deze voortdurende differentiatie geen nieuwe bindingen zouden groeien, zou de maatschappij uit elkaar vallen. Deze bindingen bestaan vooral in organisatie, die in omvang en functie groeit, in toegenomen feitelijke samenhang en wederzijdse afhankelijkheid, in het ontstaan van nieuwe controlerende organen, en de groei in macht en omvang van het hoogste controlerende orgaan: de staat. Dit gaat gepaard met een zekere socialisatie van enkelingen en ondernemingen, wier sfeer van individuele bewegingsvrijheid kleiner wordt; een algemeen proces van „vermaatschappelijking”. In extreme situaties wordt dit proces van integratie tot een gedwongen, van boven opgelegd systeem (in fascisme, nationaal-socialisme, communisme), dat de geestelijke differentiatie tracht te vernietigen en te vervangen door één, met geweld opgelegde, ideologie, in materieel, vooral in economisch, opzicht de gedifferentieerde maatschappij tracht te onderwerpen aan een algemene en overal doordringende contrôle door de staat, in politiek opzicht aan de dictatuur van één partij. Het proces van differentiatie zet zich ook dan voort, en wel in een steeds verder gaande differentiatie in contrôle en administratie, in een steeds omvangrijker en ingewikkelder bureaucratie.
MR J. BIERENS DE HAAN
Lit.: H. Spencer, Principles of Sociology, Vol. I, part II ch. 10-12 (1876); E. Durkheim, De la Division du travail social (1893); P. Sorokin, Contemporary sociological Theories, ch. IV (1927); Mac Iver, Society, its structure and change, ch. 22 (1948).