waterstaats- en spoorwegingenieur (’s-Gravenhage 21 Mei 1826 - 5 Apr. 1916). Na in 1858 te zijn toegevoegd aan de inspecteur Van der Kun ter bestudering van het vraagstuk der spoorwegen, met name dat van de bruggen over de rivieren, werd hij in 1860 eerstaanwezend ingenieur der Staatsspoorwegen ter standplaats Utrecht en belast met de aanleg van de lijn Utrecht-Boxtel, zodat hij de leiding had van de bouw der bruggen over de Lek bij Culemborg (tot het begin van de 20ste eeuw de grootste balkbrug in Europa), over de Waal bij Zaltbommel en over de Maas bij Hedel.
Bibl.: Met Evers, Rouppe van der Voort en Gissbers gaf hij een Beschrijving van de brug over de Lek te Kuilenburg (in het Tijdschr. v. h. Kon. Inst. v. Ingenieurs 1871-1872); Voorts: Overzicht van den bouwtijd enz. der bruggen te Kuilenburg, Bommel en Crevecœur (in voornoemd tijdschrift 1873-1874).
