(1, ontleedkunde), lett. (Grieks) = scheiding, wordt in de anatomie gebruikt voor scheidingswanden die öf doorboord zijn öf gespannen worden öf beide.
Het diafragma sellae turcicae is alleen doorboord, maar kan niet gespannen worden, daar het deel uitmaakt van het bindweefselige harde hersenvlies. Het scheidt de sella turcica (Turks zadel), waarin de hypophyse is gelegen, van de hersenholte en wordt doorboord door de steel van de hypophyse, die deze klier verbindt met de hersenbasis.
Het diafragma oris (os == mond) is niet doorboord, maar kan wel gespannen worden. Het bestaat uit een brede spier die de onderkaak verbindt met het tongbeen en vormt het belangrijkste deel van de mondbodem.
Het diafragma van het oog wordt veelal iris = regenboogvlies genoemd en is doorboord en kan gespannen worden (z iris).
Het diafragma pelvis, de bekkenbodem, bestaat uit een stevige trechtervormige spier die van de anus uitgaat naar de binnenwand van het bekken. Deze spier is van belang bij de defaecatie, daar zij de anus kan heffen.
Spreekt men over diafragma zonder meer, dan bedoelt men het middenrif, de koepelvormige scheidingswand tussen borst en buikholte. De concaviteit van deze koepel is naar de buikholte gericht.
Het middenrif bestaat uit een pezig centrum, dat door radiair uitstralende spierbundels verbonden is aan de binnenwand van de borstkas ter hoogte van de eerste lendenwervels, de onderste ribben en het onderste stuk van het borstbeen. Samentrekking van deze spierbundels heeft tot gevolg een verruiming van de borstholte, vooral langs de randen en een evenredige verkleining van de buikholte. De verkleining van de buikholte kan door het toegeven van de spieren in de voorste buikwand, opgeheven worden. Het middenrif wordt doorboord door een aantal bloedvaten en zenuwen en door de slokdarm, die alle borst- en buikholte met elkaar verbinden. Bij samentrekking van de spierbundels wordt alleen de slokdarm vernauwd, terwijl de constructie van de overige openingen zodanig is, dat de passerende organen, door de samentrekking niet in hun werking belemmerd worden.
De hoofdbetekenis van het middenrif is die van scheidingswand en van steun aan de belendende organen. De samentrekkingen van het middenrif zijn vooral van belang voor de ademhaling en hebben een geringere betekenis voor de bloedsomloop. De Griekse benaming van het middenrif: „phren” wordt gebruikt voor de bloedvaten en zenuwen die het verzorgen (nervus phrenicus enz.). De zenuwen komen links en rechts uit het halsgedeelte van het ruggemerg. Deze ver verwijderde oorsprong van de zenuwen is het gevolg van de omstandigheid dat het middenrif zich in het halsgebied ontwikkelt. Bij het passeren van de borstholte liggen de zenuwen tussen het hartezakje en de buitenste pleurabladen, dus in hei gebied dat als mediastinum (middelvlies) bekend is.
De zenuwen zijn vooral motorisch, maar bevatten ook sensibele vezels, die hun oorsprong zowel in het middenrif zelf als in de belendende borstorganen vinden. Men stelt zich voor dat de hik (singultus), d.i. een plotselinge kortdurende kramp van het middenrif, kan ontstaan door abnormale prikkeling van deze sensibele zenuwen. Dan is het begrijpelijk dat zowel een rekking van de maagwand door overvulling als een ontsteking van het hartezakje en van het mediastinum met de hik gepaard kunnen gaan. Psychische invloed op de hur blijkt zowel bij het ontstaan (singultus epidemicus) als bij het onderdrukken (zeven slokjes water drinken).
Het woord phren (vanwaar phragma of fragma) vinden wij ook terug in samenstellingen als schizophrenie en phrenologie, waarin het „ziel” betekent. In de Oudheid zagen sommigen nl. in het middenrif de zetel van de ziel.
Na het hart is het middenrif de meest arbeidzame spier van het lichaam. De samentrekkingen geschieden automatisch, buiten ons bewustzijn om, maar kunnen bewust verricht en gelaten worden. Naarmate in de ouderdom de elasticiteit van de borstkas afneemt, stijgt de betekenis van het middenrif als ademhalingsspier.
DR A. DE FROE
(2, scheikunde) noemt men een wand uit een poreuze, moeilijk aangrijpbare stof, meestal uit aardewerk of asbest, die bijv. bij electrolysen tussen twee delen van de electrolyt geplaatst wordt, zodat de zich aan beide polen afscheidende stoffen zich niet kunnen mengen (diafragma-procédé) (^electrolyse chlooralkali-) en afzonderlijk opgevangen kunnen worden. Ook voor de gedeeltelijke scheiding van een gasmengsel, dat uit twee componenten bestaat, die met verschillende snelheid door zulk een poreuze wand diffunderen, kan van zulk een diafragma gebruik gemaakt worden (scheiding van de uraniumisotopen en reeds eerder van de chloorisotopen, Hertz). Ook bij de osmose is een diafragma, dat als half doorlatende wand werkt, essentieel.