Waals architect (Petit-Rechain, Luik, 1731 - St Ulrikskapelle 1812), was leerling van Renoz, verbleef van 1754 tot 1757 te Rome en reisde o.m. in Griekenland en Syrië. Hij werkte samen met de bekende Napelse architect Vanvitelli en beleefde de opkomst van de antieke archaeologie.
In 1758 werd hij hofarchitect in Portugal, doch reeds in 1760 vestigde hij zich te Brussel, waar hij tal van gewichtige opdrachten kreeg. In 1780 viel hij bij het hof aldaar in ongenade en werd afgezet. De Brabantse omwenteling en vooral de Franse inval beletten de voltooiing van enkele zijner bouwwerken.Dewez heeft het barokke classicisme in de Zuidelijke Nederlanden ingevoerd. Hij is ook de eerste, die monumentale complexen in barokgeest in deze contreien tot stand bracht. Zijn kerkbouw houdt eerst nog vast aan het inheemse gothiserende barok, maar vindt later een zuiverder barokrichting. Merkwaardig zijn ook zijn prestaties op het gebied van meer utilitaire architectuur, waarvan eveneens voorbeelden hierna genoemd.
Bibl. (voorn, werken): Kasteel Seneffe (1760); Stiftskerk Andenne, abdij Gembloers (1764); verbouwing van de abdij Affligem en het abtskwartier der St Maartensabdij, Doornik (1764); Z.-vleugel van het „Nieuwe Hof” (1767); Kasteel Mariemont (1769); Staatsgevangenis Vilvoorde (1774). Kerkarchitectuur: abdijen Orval en Heilissem (1769), collegiale kerk Harelbeke (1769); verbouwing kerk Floreffe, abdijkerk Bonne-Espérance, kloostergebouwen Ninove en Gent-St Pieters (1770), abdijkerk Vlierbeek (1774). Nutsbouw: broeikassen van de kruidtuin en het anatomisch amphitheater te Leuven; vuurtoren te Oostende (1773).
Lit..: Léon Dewez, Laurent D., premier architecte du gouvernement des Pays-Bas; Ann. de la Soc. d’arch. de Brux. (1930).