(naar het Engelse graafschap Devonshire) noemt men de aardperiode, die er na het Siluur en vóór het Carboon geweest is. De plantenwereld uit het Devoon bevat voor het eerst in de geschiedenis van de aardkorst vaatkryptogamen.
De dierenwereld is vooral gekarakteriseerd door een grote bloeiperiode van koralen, brachiopoden en vissen. Verscheidene van deze dieren blijven uitsluitend tot de devonische periode beperkt, leefden in grote getale over grote uitgestrektheid, zodat zij tot goede gidsfossielen zijn geworden. Van de koralen mogen hier genoemd worden het genus Calceola, van de brachiopoden de genera Stringocephalus en Uncites.In Engeland, Ierland en Scandinavië, doch ook in de V.S., vindt men devonische afzettingen, die er op wijzen, dat men in die gebieden waarschijnlijk een woestijn heeft gehad. Het zijn lagen, die opgebouwd zijn uit zandstenen, conglomeraten en mergels. Deze zijn veelal rood gekleurd en bereiken soms een dikte van enige duizenden meters. In Engeland noemt men deze landfacies van het Devoon de Old Red Sandstone, in tegenstelling met de later, in Perm en Trias, gevormde New Red Sandstone.
Direct ten Z. van dit Noordatlantische continent worden devonische afzettingen gevonden, die in zee gevormd zijn. In Europa zijn deze vormingen vooral in de Ardennen en in het Leisteenplateau van de Rijn schitterend te bestuderen. Het is ook hier, dat men de devonische lagen kan onderverdelen in onder-devonische, midden-devonische en boven-devonische, welke ieder apart weer in 2 étages te scheiden zijn. Zodoende is men gekomen tot onderscheiding van de 6 étages, die van oud naar jong aldus genoemd worden: Gédinnien, Coblentzien, Eifélien, Givétien, Frasnien, Famennien. In het algemeen kan men zeggen dat hoe jonger de étage is, in des te dieper water zij is afgezet.
De gesteenten uit het Onder-Devoon zijn veelal grove zandstenen met veel brachiopoden. Die uit het Midden-Devoon zijn kalken, voor een groot deel opgebouwd uit koralen en crinoïden, terwijl die uit het Boven-Devoon uit zeer fijn-korrelig materiaal, veelal tot leisteen verhard, bestaan. De hercynische plooiing heeft het Devoon in deze gebieden sterk aangegrepen. Later is het terrein door erosie gepeneplainiseerd, maar in de jongste tijd heeft het land weer een opheffing ondergaan, waardoor o.a. door de Maas prachtige profielen in het Devoon blootgelegd worden. Ten Z. van deze mariene devonische afzettingen heeft men ten slotte nog het zgn. mediterrane Devoon-gebied. Dit bestaat ook uit mariene lagen, doch deze zijn gevormd in dieper water, verder van het Noordatlantische continent verwijderd. Dit valt o.a. af te leiden uit de inhoud aan fossielen. Men tref: er nl. vooral ammonieten (Clymenia. Goniatites) en dunschalige lamellibranchiaten in aan.