is een term ontleend aan de Franse administratieve rechtspraak. De handelingen en beschikkingen van de Franse administratieve organen kunnen bij de administratieve rechter worden aangetast wegens excès de pouvoir. Een der vormen van machtsoverschrijding vormt de détournement de pouvoir: het gebruiken van een overheidsbevoegdheid voor een doel, waarvoor zij niet werd verleend.
Veelal zal het doel uit de bevoegdheidsomschrijving blijken, doch ook waar van een discretionnaire bevoegdheid sprake is geldt toch in ieder geval, dat zij gebruikt moet worden voor het algemeen belang en dus niet, naar de Franse Conseil d’Etat uitsprak, gehanteerd mag worden ter bevrediging van een persoonlijk belang van de handelende administrateur of een derde, van persoonlijke wraakgevoelens enz. Uit de Franse rechtspraak is het begrip overgenomen in de Nederlandse. Hoewel gebruik van een bevoegdheid buiten haar doel reeds op zichzelf als onrechtmatig, als een onbevoegd handelen moet worden gekarakteriseerd, is in een enkel wettelijk voorschrift het verbod van détournement de pouvoir opgenomen. Zoals een voorschrift aan een lager bestuur bij het nemen van beschikkingen in art. 18 der Keurenwet, als grond, waarop een beschikking van de administratieve rechter kan worden aangevochten in art. 58 der Ambtenarenwet-1929. Men neemt echter aan, dat ook zonder een dergelijk voorschrift het verbod geldt.Lit.: o.a. M. B. Vos, Het karakter van den d., in: Weekbl. Gem. belangen XIV (1935), 169; C. W. v. d. Pot, Handb. v. h. Ned. Staatsrecht (3de dr. 1948); Kranenburg, Inl. i. h. Ned. Adm. recht, I, alg. dl (1941); Idem, Het Ned. Staatsrecht II, 6de dr. (1947); M. Waline, Manuel élém. de droit adm. (4de dr. 1946); A. C. J. Mulder, De theorie van den détournement de pouvoir van den Franschen Conseil d’Etat, Ac. Pr., Utrecht (1922).